ECLI:NL:GHAMS:2017:1917

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
23-000214-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overtreding van de Leerplichtwet door een met gezag belaste ouder

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een met gezag belaste ouder, was aangeklaagd wegens het niet naleven van de Leerplichtwet 1969 met betrekking tot haar minderjarige kind, geboren op 9 december 2007. De tenlastelegging betrof de periode van 17 augustus 2015 tot en met 4 december 2015, waarin het kind niet geregeld naar school ging, ondanks dat het ingeschreven stond op basisschool [naam 1]. De verdachte had een beroep gedaan op vrijstelling van de leerplicht op grond van psychologische gronden, maar het hof oordeelde dat de benodigde verklaring van een door de gemeente aangewezen arts ontbrak. Het hof oordeelde dat de verdachte niet had voldaan aan de verplichtingen van de Leerplichtwet en dat er onvoldoende bewijs was voor de vrijstelling die zij had ingeroepen. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en verklaarde de verdachte schuldig, maar legde geen straf of maatregel op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat het kind thuisonderwijs kreeg. De beslissing werd genomen in het kader van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000214-17
datum uitspraak: 18 mei 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 30 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-009455-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 mei 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks 17 augustus 2015 tot en met 04 december 2015 te Amsterdam, althans in Nederland als degene die het gezag uitoefende over de jongere [minderjarige], geboren op 9 december 2007, althans als degene die zich met de feitelijke verzorging van de jongere [minderjarige], geboren op 09 december 2007, had belast, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten Basisschool [naam 1], stond ingeschreven, deze school na inschrijving geregeld bezocht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.

Bewijsmiddelen

Het hof acht het tenlastegelegde bewezen en stelt voorop dat het zich in het navolgende grotendeels aansluit bij de overwegingen van de kantonrechter.
Uit de zich in het procesdossier bevindende stukken, waaronder het proces-verbaal van de leerplichtambtenaar mevrouw H. Hoen (verder de lpa) van 8 december 2015 en de daarbij gevoegde bijlagen kan het volgende worden afgeleid.
Vanaf 19 januari 2015 is [minderjarige], geboren op 9 december 2007 (verder: [minderjarige]) over wie de verdachte het gezag heeft, vanaf 17 augustus 2015 op basisschool [naam 1], waar hij stond ingeschreven, regelmatig besproken in het ZBO, vanwege de vele ziekmeldingen van [minderjarige] door de verdachte. Dit is mede op verzoek van de verdachte geweest (volgens het proces-verbaal in verband met een ruzie met een buurman, waardoor de verdachte bezorgd was dat zij boos zou uitvallen tegen [minderjarige]). Voor de zomer 2015 is door de school wekelijks met de verdachte over [minderjarige] gesproken, waarbij de school meent dat hij ‘meerbegaafd’ is, terwijl de verdachte meent dat [minderjarige] ‘hoogbegaafd’ is. De school heeft daarbij aangeboden passend onderwijs te verzorgen in de vorm van aangepast werk voor [minderjarige], inhoudende verrijkingsopdrachten, deelname aan een interne en/of externe plusklas en verdere bijzondere opdrachten en begeleiding door de leerkracht.
De verdachte heeft op 25 juni 2015 resp. 21 augustus 2015 een beroep gedaan op vrijstelling van inschrijving op grond van artikel 5 sub a van de Leerplichtwet 1969 (Lpw), zijnde een vrijstelling op lichamelijke of psychische gronden.
Bij brief van 17juli 2015 heeft drs. [psycholoog], GZ-psycholoog, van Quisted te Nijmegen aan de lpa van Amsterdam het volgende bericht:
Na (onafhankelijk) psychologisch onderzoek stel ik hierbij vast dat ik [minderjarige] (geboren 9 december 2007) op psychologische gronden ongeschikt acht om tot een school te worden toegelaten. Deze verklaring geldt voor onbepaalde tijd (permanent).
[minderjarige] heeft vanaf 17 augustus 2015 [naam 1], waar hij stond ingeschreven, niet meer (geregeld) bezocht. Uit de verzuimmelding van basisschool [naam 1], die als bijlage bij het proces-verbaal van de lpa is gevoegd, blijkt dat [minderjarige] van 17 augustus 2015 tot en met 4 december 2015 in totaal 73 dagen ongeoorloofd afwezig is geweest.
Op 17 augustus 2015 heeft de verdachte [minderjarige] telefonisch en op 9 september 2015 schriftelijk ziek gemeld. De directeur van [naam 1] heeft op 21 augustus 2015 een verzuimmelding gedaan van [minderjarige]. [minderjarige] zit tot op heden thuis. Hij heeft geen officieel thuisonderwijs; het onderwijs is verzorgd door de verdachte en/of bekenden/familieleden.
De lpa heeft dr [naam 2], jeugdarts/onafhankelijk GGD-arts - aangewezen door het College van B&W van de gemeente waar [minderjarige] staat ingeschreven - op grond van artikel 7 Lpw verzocht te beoordelen of zij [minderjarige] al dan niet geschikt achtte om tot een school te worden toegelaten. Bij mail van 7 september 2015 heeft dr [naam 2] niet positief geadviseerd over de vrijstelling van [minderjarige], althans zij stelt - samengevat - dat zij onvoldoende informatie heeft om [minderjarige] ongeschikt voor een in zijn problematiek gespecialiseerde school te verklaren, en geeft de lpa in overweging om een second opinion te laten verrichten door de Bascule, waarbij tevens beoordeeld kan worden of [minderjarige] hulp nodig heeft bij het verwerken van trauma’s.

Bewijsoverwegingen

Het hof zal de tenlastelegging beoordelen tegen de achtergrond van de volgende uitgangspunten:
( i) indien een beroep is gedaan op de vrijstellingsgrond als bedoeld in artikel 5, aanhef en onder a Lpw, moet de rechter onderzoeken of de jongere op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt is om tot een school of instelling te worden toegelaten;
(ii) degene die zich op een vrijstelling beroept, dient – gelet op het bepaalde in artikel 7 Lpw – een verklaring over te leggen van een door B&W van de gemeente waar de leerplichtige is ingeschreven aangewezen arts, niet zijnde de behandeld arts, waaruit blijkt dat deze jongere niet geschikt is om tot een school te worden toegelaten. De verklaring mag niet ouder zijn dan drie maanden.
Waardering van het bewijs
a.
Proces-verbaal
Niet in discussie is dat [minderjarige], zoals eerder overwogen, vanaf 17 augustus 2015 [naam 1], waar hij stond ingeschreven, niet meer (geregeld) heeft bezocht en dat hij tot heden thuis zit.
b.
Vrijstelling conform artikel 5 sub a Lpw en de verklaring conform artikel 7 Lpw
Geconstateerd wordt dat de verdachte in de ten laste gelegde periode een beroep op vrijstelling overeenkomstig artikel 5 sub a Lpw heeft gedaan, terwijl zij niet beschikte over de in artikel 7 Lpw vereiste verklaring. Immers de verklaring van drs. [psycholoog] kwalificeert niet als zodanig, nu zij niet door B&W van Amsterdam als adviserende arts is aangewezen. Daarmee heeft geen rechtsgeldig beroep op de vrijstelling van artikel 5 sub a Lpw plaatsgevonden, zodat het (deels impliciete) beroep van de verdachte op een vrijstelling wordt gepasseerd.
c.
Vrijstelling conform artikel 11 sub d en de ziekmelding
Het beroep van verdachte op vrijstelling in de ten laste gelegde periode wegens het bepaalde in artikel 11 sub d Lpw wordt gepasseerd. Het enkele feit dat de verdachte haar zoon in augustus 2015 heeft ziekgemeld, is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat [minderjarige] wegens ziekte verhinderd is geweest de school te bezoeken, nog los van het bepaalde in artikel 12 Lpw. Een ondersteunende verklaring van een arts - ten aanzien van de lichamelijke of psychische belemmering bij [minderjarige] - is niet voorhanden. De verklaring van de psycholoog drs van Haren, die [minderjarige] op grond van haar onderzoek naar zijn IQ ongeschikt acht voor iedere schoolgang, is voor het hof niet voldoende. Het hof acht het derhalve niet aannemelijk dat [minderjarige] in de ten laste gelegde periode wegens ziekte verhinderd was de school te bezoeken. Dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat men bij ziekte geen verlof van de school nodig heeft, zoals door de verdachte is betoogd, moge zo zijn maar betekent niet dat er van de ziekte geen bewijzende of ondersteunende bescheiden dienen te worden ingebracht, aan de hand waarvan het hof het beroep kan beoordelen. Daarbij wordt mede de lange duur in aanmerking genomen waarin een beroep op deze vrijstellingsgrond is gedaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 17 augustus 2015 tot en met 4 december 2015 te Amsterdam, als degene die het gezag uitoefende over de jongere [minderjarige], geboren op 9 december 2007, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten Basisschool [naam 1], stond ingeschreven, deze school na inschrijving geregeld bezocht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
als persoon bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969, de in artikel 2, eerste lid, van die wet opgelegde verplichting niet nakomen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze uit de stukken en ter zitting zijn gebleken, waaronder het gegeven dat zij blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 mei 2017 niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Ook houdt het hof er ten voordele van de verdachte rekening mee dat aan [minderjarige] vanaf het begin thuisonderwijs wordt gegeven.
Het hof acht alles afwegende – en met de advocaat-generaal – een straf of maatregel niet passend of geboden. Daarbij neemt het hof naast het tijdsverloop mede in aanmerking dat uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat door middel van een onpartijdige deskundige met wederzijdse instemming wordt gezocht naar oplossing van het onderliggende geschil.
Derhalve zal toepassing worden gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 mei 2017.
Mr. M. Iedema en mr. M.J.A. Duker zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.