In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een met gezag belaste ouder, was aangeklaagd wegens het niet naleven van de Leerplichtwet 1969 met betrekking tot haar minderjarige kind, geboren op 9 december 2007. De tenlastelegging betrof de periode van 17 augustus 2015 tot en met 4 december 2015, waarin het kind niet geregeld naar school ging, ondanks dat het ingeschreven stond op basisschool [naam 1]. De verdachte had een beroep gedaan op vrijstelling van de leerplicht op grond van psychologische gronden, maar het hof oordeelde dat de benodigde verklaring van een door de gemeente aangewezen arts ontbrak. Het hof oordeelde dat de verdachte niet had voldaan aan de verplichtingen van de Leerplichtwet en dat er onvoldoende bewijs was voor de vrijstelling die zij had ingeroepen. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en verklaarde de verdachte schuldig, maar legde geen straf of maatregel op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat het kind thuisonderwijs kreeg. De beslissing werd genomen in het kader van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.