ECLI:NL:GHAMS:2017:1915

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
23-000173-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak met meerdere geweldsdelicten en diefstal in vereniging

In deze jeugdzaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2000, was aangeklaagd voor een reeks ernstige misdrijven, waaronder poging tot straatroof, medeplegen van poging tot zware mishandeling, openlijke geweldpleging, winkeldiefstal in vereniging en het voorhanden hebben van een gas-alarmpistool. De tenlastelegging omvatte verschillende incidenten die plaatsvonden in Amsterdam, waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen slachtoffers en goederen heeft weggenomen.

Tijdens de zitting op 14 april 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een poging tot diefstal waarbij geweld werd gebruikt tegen een slachtoffer, en dat hij ook betrokken was bij een andere geweldsdelict tegen een tweede slachtoffer. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar heeft hem schuldig bevonden aan de overige feiten.

De rechtbank had eerder een jeugddetentie van 53 dagen opgelegd, maar het hof heeft de strafmaat heroverwogen en de duur van de jeugddetentie aangepast. Het hof heeft ook een maatregel opgelegd voor de begeleiding van de verdachte, gezien het recidiverisico en de ernst van de gepleegde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie en een maatregel betreffende zijn gedrag voor de duur van negen maanden. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000173-17
datum uitspraak: 26 april 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 december 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13‑684489‑16, 13-746067-16, 13-684558-15, 13-689334-15, 13-684327-15 en 13-689021-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 02 oktober 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, op de openbare weg, de Binnengasthuisstraat, althans op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paar schoenen en/of een telefoon (Iphone 5S) en/of een of meer sleutels en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) eenmaal of meermalen naar en/of om en/of dicht bij voornoemde [slachtoffer 1] is/zijn gaan lopen en/of staan en/of voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben ingesloten en/of omsingeld en/of voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of naar de grond heeft/hebben geduwd en/of getrokken en/of de kleding van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben afgetast en/of doorzocht en/of de/een schoen(en) van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben uitgetrokken en/of weggenomen;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 02 oktober 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, op de openbare weg, de Binnengasthuisstraat, althans op een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meer goederen (te weten een of meer schoenen en/of sleutel(s) en/of geld, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde [slachtoffer 1] is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) eenmaal of meermalen naar en/of om en/of dicht bij voornoemde [slachtoffer 1] is/zijn gaan lopen en/of staan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben ingesloten en/of omsingeld en/of voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of naar de grond heeft/hebben geduwd en/of getrokken en/of de kleding van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben afgetast en/of doorzocht en/of de/een schoen(en) en/of sleutel(s) van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt;
2 primair:
(Gevoegde zaak parketnummer 13-746067-16)
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 22 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, naar voornoemde [slachtoffer 2] is toegegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) eenmaal of meermalen
- in/tegen het/de gezicht/slaap, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2], heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 2] aan/bij de nek/hals, in elk geval aan het lichaam, heeft/hebben vastgepakt en/of vastgepakt gehouden en/of
- ( vervolgens) in/tegen de rug, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2], heeft/hebben geschopt en/of getrapt waardoor voornoemde [slachtoffer 2] (vervolgens) ten val is gekomen en/of
- ( vervolgens) de capuchon over het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben getrokken, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] geen zicht meer had waardoor bij voornoemde [slachtoffer 2] het ademhalen werd bemoeilijkt en/of
- ( vervolgens) in/tegen het gezicht/hoofd en/of de buik, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2], heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt;
2 subsidiair:
hij op of een of meer tijdstip(pen) op omstreeks 22 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Eerste Oosterparkstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) eenmaal of meermalen
- in/tegen het/de gezicht/slaap, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2], geslagen en/of gestompt en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 2] aan/bij de nek/hals, in elk geval aan het lichaam, vastgepakt en/of vastgepakt gehouden en/of
- ( vervolgens) in/tegen de rug, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2], geschopt en/of getrapt en/of waardoor voornoemde [slachtoffer 2] (vervolgens) ten val is gekomen en/of
- ( vervolgens) de capuchon over het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] getrokken, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] geen zicht meer had waardoor bij voornoemde [slachtoffer 2] het ademhalen werd bemoeilijkt en/of
- ( vervolgens) in/tegen het gezicht/hoofd en/of de buik, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2], geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt;
3 primair:
(Gevoegde zaak parketnummer: 13-684558-15)
hij op of omstreeks 27 mei 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen naar voornoemde [slachtoffer 3] is toegegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- ( met kracht) met een kastlade en/of een hockeystick, in elk geval met een hard(e) en/of stevig(e) voorwerp(en) op/tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of
- ( met kracht) (met gebalde vuisten) tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of gestompt (terwijl voornoemde [slachtoffer 3] op de grond lag) en/of
- ( met kracht) heeft geschopt en/of getrapt tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] (terwijl voornoemde [slachtoffer 3] op de grond lag) en/of
- ( met kracht) tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] heeft geduwd;
3 subsidiair:
hij op of omstreeks 27 mei 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 3] heeft mishandeld, bestaande deze mishandeling uit het eenmaal of meermalen
- ( met kracht) slaan op/tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam, met een kastlade en/of een hockeystick, in elk geval met (een) hard(e) en/of stevig(e) voorwerp(en) en/of
- ( met kracht) (met gebalde vuist(en)) slaan en/of stompen tegen het lichaam (terwijl voornoemde [slachtoffer 3] op de grond lag) en/of
- ( met kracht) schoppen en/of trappen tegen het lichaam (terwijl voornoemde [slachtoffer 3] op de grond lag) en/of
- ( met kracht) duwen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3]
en/of
hij op of omstreeks 27 mei 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Jouberstraat en/of het Afrikanerplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit het eenmaal of meermalen
- ( met kracht) slaan op/tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam, met een kastlade en/of een hockeystick, in elk geval met (een) hard(e) en/of stevig(e) voorwerp(en) en/of
- ( met kracht) (met gebalde vuist(en)) slaan en/of stompen tegen het lichaam (terwijl voornoemde [slachtoffer 3] op de grond lag) en/of
- ( met kracht) schoppen en/of trappen tegen het lichaam (terwijl voornoemde [slachtoffer 3] op de grond lag) en/of
- ( met kracht) duwen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3], waarbij hij, verdachte, (met kracht) met een kastlade, in elk geval met een hard en/of stevig voorwerp tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of eenmaal of meermalen (met kracht) tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (zwelling (linker)wang en/of bloedverlies uit (linker)oor en/of pijn aan hoofd en/of lichaam) voor [slachtoffer 3] ten gevolge heeft gehad;
4 primair:
(Gevoegde zaak parketnummer: 13-684558-15
hij op of omstreeks 27 mei 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zich in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten homoseksuelen, wegens hun geaardheid, door eenmaal of meermalen te roepen en/of schreeuwen: "homo, je moet dood" en/of "homo, homo", in elk geval (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking;
4 subsidiair:
hij op of omstreeks 27 mei 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 3] in het openbaar mondeling, heeft beledigd, door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: "homo, je moet dood" en/of "homo, homo", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
5:
(Gevoegde zaak parketnummer 13- 689.334-15)
hij op of omstreeks 10 juni 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, althans een of meer paar schoenen (ter waarde van 1095 euro) (merk Valentino en/of Fendi), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf] (filiaal gelegen [adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
6:
(gevoegde zaak parketnummer 13-684327-15)
hij op of omstreeks 24 juni 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten een gas-alarmpistool, en/of een patroonmagazijn, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

De raadsman heeft overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota verweren gevoerd tegen het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde.
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 3 primair en 4 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 4 subsidiair ten laste gelegde stelt het hof voorop dat het geen reden heeft te twijfelen aan de verklaring van aangever [slachtoffer 3] betreffende de aan zijn adres geuite beledigingen. Nu deze verklaring echter geen steun vindt in enig overig bewijsmiddel, is er onvoldoende wettig bewijs en dient de verdachte ook van het onder feit 4 subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard te berusten in de beslissingen van de rechtbank ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair, feit 2 primair en feit 6 ten laste gelegde, zodat het hof aan die feiten geen nadere overwegingen zal wijden.
Feit 3 subsidiair:
Ten aanzien van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde overweegt het hof dat vaststaat dat de aangever op 27 mei 2015 door een groep jongens is mishandeld (pag. 03-06), waardoor hij letsel heeft bekomen (pag. 12). De aangever heeft verklaard dat NN1, NN2 en NN3 de jongens waren die het meest hebben bijgedragen aan het voorval. Voorts heeft de aangever verklaard dat de jongens die op de beelden/stills te zien zijn hem het meest hebben mishandeld, ook de jongen die op de stills in de deuropening van een Surinaams restaurant (het hof begrijpt hier en hierna uit het dossier: [naam 1]) te zien is in een Ajax-shirt (pag. 03-06 en pag. 07-10). Het hof stelt vast dat op pagina 069 van het proces-verbaal een persoon te zien is die (zo blijkt uit de overige informatie in het dossier) in de deuropening van [naam 1] staat. Het shirt dat deze jongen draagt vertoont zeer sterke overeenkomsten met het Ajax-shirt afgebeeld op de foto op pagina 070. Dit shirt maakt samen met een broek deel uit van een Ajax-trainingspak. Een dergelijke broek droeg de verdachte tijdens zijn aanhouding op 26 juni 2015 (pag. 64). De verdachte heeft ten overstaan van de rechtbank verklaard dat het zou kunnen dat hij die dag een Ajax-shirt droeg en dat het zou kunnen dat hij de jongen in de deuropening is. Ter zitting van het hof heeft de verdachte verklaard dat het mogelijk is dat hij de persoon op de still (pag. 69) achter rechts op die pagina is.
Het hof heeft ter zitting opgemerkt waargenomen te hebben dat de jongen in de deuropening van de still op pagina 069 in beweging is, gelet op zijn houding in de richting van de deur van het [naam 1]. Dat de verdachte, zoals hij ter zitting bij het hof verklaarde, slechts langs het eethuis is gelopen en hij daarom mogelijk zichtbaar is op de beelden, wordt hiermee als onaannemelijk ter zijde geschoven. Die jongen in de deuropening voldoet aan het signalement dat de aangever heeft opgegeven van NNI. In een tapgesprek van 26 augustus 2015 (pag. 062 en 065) zegt de verdachte ‘ik, [naam 2] en [naam 3] hadden 1x een homo gepompt in Parri’ (het hof begrijpt, gelet op de context: [naam 1]) en ‘het is op bureau-020. Je ziet mij nog achter.’ (het hof begrijpt uit het dossier: het voorval is op de beelden van Bureau 020 te zien en een beeld komt overeen met de still in het dossier op pagina 069 waarop een persoon “achter” te zien is).
Deze door de verdachte in dit gesprek geuite woorden passen geheel bij hetgeen aangever over het voorval heeft verklaard (pag. 03-06 en 07-10). De verklaring van de verdachte ten overstaan van het hof ter zitting dat dit grootspraak is, is niet onderbouwd en wordt gelet op het voorgaande en de overige inhoud van het dossier als onaannemelijk ter zijde geschoven.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat verdachte de door de aangever genoemde NN1‑persoon is.
In het proces-verbaal uitkijken camerabeelden (pag. 25 e.v.) is gerelateerd dat verbalisant [verbalisant] het volgende heeft waargenomen:
Dat een groep bestaande uit meerdere jongens buiten het eethuis (het hof begrijpt: [naam 1]) over straat rent. Dat de aangever [naam 1] komt inrennen, waarbij NN1 de aangever een vliegende trap in zijn rug geeft.
Dat daarop[ NN1 aangever met zijn vuisten op het hoofd slaat. Dat ook andere jongens (het hof begrijpt uit de context: uit die groep) richting het eethuis rennen.
Dat NN2 zichtbaar is met een langwerpig voorwerp in zijn hand.
Naar het oordeel van het hof is op grond van de verklaring van de aangever en het feit dat getuige [getuige] (pag. 15-16) eveneens heeft verklaard dat meerdere jongens het slachtoffer schopten en sloegen in combinatie met het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, sprake van geweldshandelingen door meerdere jongens gepleegd, waaronder door de verdachte. Nu de geweldshandelingen zijn gestart op de openbare weg en de aangever vervolgens het eethuis is binnen gerend, gevolgd door verschillende jongens uit de groep, waaronder de verdachte, is het hof van oordeel dat de verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, waarbij zijn rol van voldoende gewicht is geweest, zodat sprake is van het 'in vereniging' plegen van geweld.
Feit 5:
Niet betwist is door de verdachte dat hij op 10 juni 2015 in de winkel [bedrijf] aanwezig was met twee andere jongens. Een daarvan bleek te zijn [medeverdachte 1], toen 14 jaar oud (pag. 18 en 25-26). [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen was met de verdachte en [medeverdachte 2] (pag. 37). De verdachte heeft ter zitting ten overstaan van het hof verklaard dat hij door twee jongens, die hij van school kende, werd gevraagd mee de stad in te gaan. Ze gingen naar winkel [bedrijf], waar de andere twee jongens schoenen pasten (pag. 30). De verdachte wist dat aan schoenen bij [bedrijf] een zeer hoog prijskaartje hangt (verklaring ter terechtzitting in hoger beroep). Reeds daarom acht het hof niet aannemelijk dat de verdachte er vanuit ging dat zijn even jonge vrienden, die bij hem op school zaten, zich deze schoenen konden veroorloven. Dat betekent dat het hof zijn verklaring naast zich neer legt en ervan uitgaat dat de verdachte en zijn mededaders die winkel zijn binnengegaan om daar schoenen te stelen. Deze veronderstelling wordt bevestigd door de waarneming van verbalisant Staal die de beelden van de beveiligingscamera’s heeft bekeken. In het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de beelden relateert hij dat daarop is te zien dat alle drie de verdachten voortdurend de overige klanten en het personeel gadeslaan, met elkaar spreken en om zich heen kijken en meer aandacht voor de omgeving hebben dan voor de schoenen (pag. 19-21). Uit de aangifte (pag. 01 ev) blijkt dat drie jonge mannen, NN1, NN2 en NN3, de winkel [bedrijf] binnenkwamen. Dat NN1 en NN2 (het hof begrijpt uit de context de medeverdachten van de verdachte) beiden een rechterschoen passen (respectievelijk Valentino’s maat 41 en Fendi’s maat 44.5) en daarna om de bijpassende linkerschoen vragen zodat zij ieder een compleet paar schoenen hebben. Vervolgens vraagt een van hen (NN2) naar een ander merk schoen, een maat groter. Op het moment dat de winkelmedewerkster zich naar de kassa draait en met de rug naar de jongens toe staat, rennen alle drie de verdachten de winkel uit, zoals ook uit het proces-verbaal van bevindingen betreffende het bekijken van die beelden (pag. 22-24) blijkt.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in opdracht van de verdachte en de andere medeverdachte schoenen moest stelen (pag. 37). In een opgenomen gesprek in het dagverblijf van het politiebureau heeft de verdachte gezegd dat hij bij [bedrijf] ‘Valentino’s en Fendi’s’ heeft ‘gefixt/gefeest’. Ter terechtzitting bij het hof heeft hij bevestigd dit te hebben gezegd. Zijn verklaring ter zitting dat dit opschepperij was, acht het hof gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet aannemelijk geworden. Op grond van het voorgaande en de overige bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof de verdachte schuldig aan het in vereniging plegen van de ten laste gelegde diefstal nu sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, waarbij de rol van de verdachte van voldoende gewicht is geweest.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 subsidiair, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair:
hij op 2 oktober 2016 te Amsterdam, op de openbare weg, de Binnengasthuisstraat, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer 1], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededaders naar voornoemde [slachtoffer 1] is toegegaan waarna hij, verdachte en zijn mededaders dicht bij voornoemde [slachtoffer 1] zijn gaan staan waarna hij, verdachte en zijn mededaders voornoemde [slachtoffer 1] hebben ingesloten en omsingeld en voornoemde [slachtoffer 1] hebben vastgepakt en naar de grond hebben geduwd en de kleding van voornoemde [slachtoffer 1] hebben afgetast en doorzocht en de schoenen van voornoemde [slachtoffer 1] hebben vastgepakt;
2 primair:
hij op 22 augustus 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, naar voornoemde [slachtoffer 2] is toegegaan, waarna hij, verdachte en zijn mededader
- tegen het gezicht/slaap van voornoemde [slachtoffer 2], hebben gestompt en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 2] bij de nek hebben vastgepakt en vastgepakt gehouden en
- in de rug van voornoemde [slachtoffer 2] hebben getrapt waardoor voornoemde [slachtoffer 2] ten val is gekomen en
- vervolgens de capuchon over het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] hebben getrokken, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] geen zicht meer had en waardoor bij voornoemde [slachtoffer 2] het ademhalen werd bemoeilijkt en
- vervolgens tegen het hoofd en de buik van voornoemde [slachtoffer 2] hebben gestompt en geschopt;
3 subsidiair:
hij op 27 mei 2015 te Amsterdam met anderen op de openbare weg, het Afrikanerplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit het
- slaan op hoofd met een hard en stevig voorwerp en
- stompen tegen het lichaam terwijl voornoemde [slachtoffer 3] op de grond lag en
- schoppen tegen het lichaam terwijl voornoemde [slachtoffer 3] op de grond lag;
5:
hij op 10 juni 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee paar schoenen ter waarde van 1.095 euro, merk Valentino en Fendi, toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf], filiaal gelegen [adres 2];
6:
hij op 24 juni 2015 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een gas-alarmpistool, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 subsidiair, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 subsidiair, 5 en 6 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 subsidiair, 5 en 6 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregelen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 subsidiair, 4 subsidiair, 5 en 6 bewezen verklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 53 dagen, met aftrek van voorarrest en tot de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 12 maanden, subsidiair 6 maanden jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks ernstige delicten.
Met een groep jongens heeft de verdachte getracht een man te beroven die zich in een kwetsbare situatie bevond, nu hij onder invloed van alcohol op straat zat.
Ook heeft de verdachte samen met een ander een jongen flink mishandeld. Hierbij is het slachtoffer gestompt en getrapt, ook nadat hij op de grond was gevallen. Dat het slachtoffer hierbij geen blijvend letsel heeft opgelopen is een gelukkige omstandigheid, die geenszins aan de verdachte en zijn mededader te danken is.
Voorts heeft de verdachte samen met anderen op klaarlichte dag in het openbaar met anderen geweld gebruikt tegen een man, door hem te stompen, te schoppen en met een hard voorwerp te slaan. Het slachtoffer, een transgender die vanuit Jamaica naar Nederland is gevlucht om een nieuw bestaan op te bouwen, zal gelet op zijn kwetsbare persoonlijkheid en achtergrond waarschijnlijk nog lange tijd kampen met de nadelige psychische gevolgen van het plotseling jegens hem gebruikte geweld.
Ook in het algemeen geldt dat gewelddadige delicten als de hiervoor omschreven feiten doorgaans nadelige psychische gevolgen voor de slachtoffers met zich meebrengen en bijdragen aan gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Tevens heeft de verdachte samen met anderen schoenen gestolen uit een winkel. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat schade en hinder veroorzaakt voor het gedupeerde bedrijf.
Tenslotte heeft de verdachte een gas-alarmpistool met patroonmagazijn voorhanden gehad, hetgeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengt.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op verscheidene de verdachte betreffende rapporten, waaronder een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 21 november 2016, alsmede op de ter terechtzitting in hoger beroep door vertegenwoordigers van de Raad en Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: Jeugdbescherming) ten aanzien van verdachtes persoonlijke omstandigheden gegeven toelichting.
In de ernst van de feiten, in combinatie met de omstandigheid dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 maart 2017 eerder ter zake van vermogensmisdrijven is veroordeeld, ziet het hof aanleiding een vrijheidsbenemende straf op te leggen.
Het hof is met de Raad en Jeugdbescherming van oordeel dat het recidiverisico zonder begeleiding en behandeling groot is en dat behandeling in het kader van een maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige de aangewezen manier is om de ontwikkeling van de verdachte ten goede te keren. Naar het oordeel van het hof geven de ernst van de begane misdrijven en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan aanleiding tot het opleggen van deze maatregel. Bovendien acht het hof deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
In de omstandigheid dat het hof minder feiten bewezen verklaart dan de rechtbank heeft gedaan én dat de uitvoering van de maatregel sinds het vonnis reeds een aanvang heeft genomen ziet het hof, ook gelet op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep omtrent het verloop van deze maatregel is gebleken, aanleiding om de duur van de op te leggen maatregel te matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest passend en geboden. Voorts is het hof van oordeel dat aan de verdachte, nu aan de wettelijke criteria is voldaan en gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige van na te melden duur dient te worden opgelegd.
Gelet op al het voorgaande is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en dat de dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen maatregel in het belang van de verdachte is. Het hof zal daarom bevelen dat het programma waaruit de maatregel bestaat dadelijk uitvoerbaar is.

Onttrekking aan het verkeer

Het onder 6 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 971,95. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 945,45. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Het bestaan noch de hoogte van de gevorderde schade zijn door de verdediging betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 900,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 600,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Het bestaan noch de hoogte van de gevorderde schade zijn door de verdediging betwist, zodat de gehele vordering zal worden toegewezen, nu uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden en de verdachte tot vergoeding van die schade is gehouden.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77w, 77wc, 77za,77gg, 141, 302, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 3 primair, 4 primair en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 subsidiair, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 subsidiair, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
53 (drieënvijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt aan de verdachte op de
maatregel betreffende het gedrag van de jeugdigevoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de maatregel zal bestaan uit:
- het vasthouden van een structurele schoolgang;
- het vinden en, als hij deze heeft gevonden, vasthouden van een structurele vrijetijdsbesteding;
- meewerken aan de hulpverlening zoals deze door JBRA nodig wordt geacht, zoals de reeds ingezette hulpverlening/behandeling vanuit de Bascule;
- meewerken aan de begeleiding vanuit IFA in het kader van de nazorg.
Jeugdbescherming Regio Amsterdam, een gecertificeerde jeugdreclasseringsinstelling, heeft de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot taak.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat vervangende
jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat het programma waaruit de maatregel bestaat dadelijk uitvoerbaar is.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1
STK Pistool, 5001515;
1
STK Patroonhouder, 5001518.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1
STK Pet, 5001550;
1
STK Tas, Kleur zwart, schoudertas, 5001626;
1
STK Jas, kleur blauw;
1
STK Tas, kleur zwart/wit, GUCCI schouder (vermoedelijk nep Gucci), 5001507;
1
STK USB-stick (memorykaart), SANDISK 512 mb, 5001508;
1
STK USB-stick (memorykaart), LEXAR sd kaart, 5001662;
1
STK UBS-stick (memorykaart), SANDISK 2 gb, 5001506..
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 945,45 (negenhonderdvijfenveertig euro en vijfenveertig cent) bestaande uit € 195,45 (honderdvijfennegentig euro en vijfenveertig cent) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 945,45 (negenhonderdvijfenveertig euro en vijfenveertig cent) bestaande uit € 195,45 (honderdvijfennegentig euro en vijfenveertig cent) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
18 (achttien) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 600,00 (zeshonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3], ter zake van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 600,00 (zeshonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
12 (twaalf) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. M.M.H.P. Houben en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 april 2017.
Mr. M. Gonggrijp-van Mourik en mr. M.M.H.P. Houben zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.