ECLI:NL:GHAMS:2017:1912

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 april 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
23-000127-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overtreding van de Leerplichtwet door een met gezag belaste ouder

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. De verdachte, een met gezag belaste ouder, was in eerste aanleg veroordeeld voor het niet naleven van de verplichtingen uit de Leerplichtwet 1969 met betrekking tot zijn dochter, die als leerling was ingeschreven op het Stedelijk Dalton College. De tenlastelegging betrof het niet zorgen dat de jongere, geboren op 5 november 1998, de school geregeld bezocht in de periode van 16 tot en met 17 oktober 2013. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet aan deze verplichting heeft voldaan en heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

De straf die door de kantonrechter was opgelegd, bestond uit een geldboete van € 200,00, subsidiair 4 dagen hechtenis, waarvan € 100,00 voorwaardelijk was met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordeling van de verdachte voor een soortgelijke overtreding. Uiteindelijk heeft het hof besloten om de verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 200,00 en 4 dagen hechtenis, met een voorwaardelijk deel van € 100,00 en 2 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000127-15
datum uitspraak: 14 april 2017
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland locatie Alkmaar van 8 januari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-223554-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 april 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 16 oktober 2013 tot en met 17 oktober 2013 te Alkmaar, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) als degene die het gezag uitoefende over de jongere [minderjarige], geboren op 5 november 1998, althans (telkens) als degene die zich met de feitelijke verzorging van die jongere, had belast, (telkens) niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten Stedelijk Dalton College, stond ingeschreven, deze school na inschrijving geregeld bezocht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 16 oktober 2013 tot en met 17 oktober 2013 te Alkmaar, als degene die het gezag uitoefende over de jongere [minderjarige], geboren op 5 november 1998, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten Stedelijk Dalton College, stond ingeschreven, deze school na inschrijving geregeld bezocht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
als persoon bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969, de in artikel 2, eerste lid, van die wet opgelegde verplichting niet nakomen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 200,00, subsidiair 4 dagen hechtenis, waarvan voorwaardelijke € 100,00, subsidiair 2 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft niet voldaan aan de verplichting om te zorgen dat zijn dochter de school waar zij stond ingeschreven geregeld bezocht. De Leerplichtwet 1969 verplicht de ouder hiervoor te zorgen om op deze manier in het belang van de jongere te trachten schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten te voorkomen. De enkele omstandigheid dat het schoolverzuim verband zou houden met het offerfeest maakt dit niet anders.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 maart 2017 is hij eerder voor een soortgelijke overtreding van de Leerplichtwet veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969 en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 100,00 (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. M.M.H.P. Houben en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 april 2017.
Mr. M. Gonggrijp-van Mourik en mr. M.M.H.P. Houben zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.