ECLI:NL:GHAMS:2017:1793

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2017
Publicatiedatum
15 mei 2017
Zaaknummer
R 000114-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek schadevergoeding gewezen verdachte op grond van artikel 89 Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 april 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding van een gewezen verdachte, ingediend op 21 december 2016. De verzoeker, geboren in 1990, vroeg een schadevergoeding van € 315,00 van de Staat, als compensatie voor de schade die hij zou hebben geleden door zijn voorlopige hechtenis in een strafzaak met parketnummer 23-005216-15. Het hof heeft de advocaat-generaal en de gemachtigde advocaat van de verzoeker gehoord tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

Het hof heeft vastgesteld dat de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat het arrest in die strafzaak inmiddels onherroepelijk is geworden. De verzoeker was op 2 juni 2014 in verzekering gesteld en op 4 juni 2014 weer in vrijheid gesteld. Het hof heeft in zijn beoordeling de relevante jurisprudentie van de Hoge Raad in aanmerking genomen, waarin wordt benadrukt dat de toekenning van schadevergoeding afhankelijk is van een billijkheidsoordeel. Dit houdt in dat de rechter moet beoordelen of het redelijk is dat de nadelige gevolgen van de voorlopige hechtenis niet voor rekening van de gewezen verdachte komen, maar door de Staat worden gedragen.

Het hof heeft geconcludeerd dat de verzoeker door zijn vluchtgedrag heeft bijgedragen aan de voortduring van de verdenking tegen hem, wat heeft geleid tot zijn inverzekeringstelling. Gezien deze omstandigheden heeft het hof geen gronden van billijkheid aanwezig geacht voor het toekennen van de verzochte schadevergoeding. De beslissing van het hof was om het verzoek af te wijzen en de onverwijlde betekening van de beschikking aan de verzoeker te bevelen.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 000114-17 / (89 Sv)
Parketnummer in hoger beroep: 23-005216-15
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. C.J. Nierop, Prof. Tulpstraat 16, 1018 HA Amsterdam.

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat, tot een bedrag van (in totaal) € 315,00, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer.

2.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 21 december 2016 ingediend.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 14 april 2017 de advocaat-generaal en de gemachtigde advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

3.Beoordeling van het verzoek

Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het arrest in die strafzaak is inmiddels onherroepelijk geworden.
Verzoeker is op 2 juni 2014 in verzekering gesteld. Verzoeker is op 4 juni 2014 in vrijheid gesteld.
In zijn arrest HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX5566 heeft de Hoge Raad erop gewezen dat bij het billijkheidsoordeel van de rechter omtrent het toekennen van een tegemoetkoming en bij het bepalen van de hoogte daarvan een belangrijke rol kan spelen in hoeverre de verdachte de voorlopige hechtenis "aan zijne eigen houding te wijten heeft". Daarmee citeerde de Hoge Raad uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 90 Sv. Voorts zijn in dit arrest van de Hoge Raad onder meer de volgende passages weergegeven uit de Memorie van Toelichting bij de wet van 26 juni 1975, Stb. 1975, 341 (waarbij in artikel 89 Sv de term tegemoetkoming is vervangen door schadevergoeding):
"De beoordeling van de vraag of er grond is voor een vergoeding vindt hier immers niet haar antwoord in de onrechtmatigheid van de overheidsmaatregel, maar in het billijkheidsoordeel, nl. de vraag of het redelijk is dat de nadelige gevolgen van de indertijd bestaande verdenking niet voor rekening van de gewezen verdachte worden gelaten, maar geheel of gedeeltelijk door de Staat worden gedragen. (...)
De thans geldende regeling belet de rechter, door het gebruik van het woord "tegemoetkoming", een volledige vergoeding van de geleden schade toe te kennen. Het ontwerp vervangt deze term door "schadevergoeding", teneinde aan te geven dat, indien de rechter deze billijk acht, algehele vergoeding mogelijk is. Zo'n geval kan zich met name voordoen, indien op iemand door omstandigheden, buiten hem zelf gelegen, zonder dat hem enige schuld treft, de verdenking is gevallen. (...)
De voorgestelde regeling dwingt intussen de rechter niet, in alle gevallen waarin hij voor toekenning aanleiding ziet, de gehele schade voor vergoeding in aanmerking te laten komen."
(Kamerstukken II, 1972, 12 132, nr. 3, p. 3)
Het hof dient aldus de vraag te beantwoorden of het, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, redelijk is dat de nadelige gevolgen van de voorlopige hechtenis – uitgaande van de indertijd gerechtvaardigde verdenking – niet voor rekening van de gewezen verdachte worden gelaten, maar geheel of gedeeltelijk door de Staat worden gedragen.
Uit het procesdossier leidt het hof af dat de verzoeker twee jongens met de auto van Almere naar Amstelveen heeft gebracht. Verdachte heeft verklaard dat hij wel kon raden dat ze gingen inbreken omdat ze hem vertelden dat ze een koevoet en een hamer in de bosjes klaar hadden gelegd. Als na de inbraak de jongens weer zijn ingestapt en de verzoeker is weggereden, vlucht hij na een korte achtervolging uit de auto het bos in. Enige tijd later is hij aangehouden.
Door zijn vluchtgedrag heeft de verzoeker eraan bijgedragen dat de op dat moment tegen hem bestaande verdenking voortduurde en dat zijn inverzekeringstelling werd bevolen.
Daarom acht het hof onder deze omstandigheden geen gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van de verzochte vergoeding.

4.Beslissing

Het hof:
Wijst het verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.E.M. Röttgering, M. Iedema en M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 14 april 2017.