ECLI:NL:GHAMS:2017:1657

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2017
Publicatiedatum
2 mei 2017
Zaaknummer
23-004084-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal door twee of meer verenigde personen met braak bij de Japanse School Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996, was beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot de Japanse School in Amsterdam had verschaft door middel van braak. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van computers, sleutels en een fotocamera, toebehorende aan de Japanse School Amsterdam, op of omstreeks 1 februari 2016. Tijdens de zitting op 18 april 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte kort na de melding van de inbraak zijn waargenomen door politieagenten, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking bij de diefstal. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde en het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004084-16
datum uitspraak: 2 mei 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 november 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-143450-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 1 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (school)gebouw heeft weggenomen een of meer computers en/of sleutels en/of een fotocamers, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Japanse School Amsterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair:
El Habib en/of een of meer onbekend gebleven verdachten op of omstreeks 1 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (school)gebouw heeft weggenomen een of meer computers en/of sleutels en/of een fotocamera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Japanse School Amsterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij die El Habib en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de politierechter

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 februari 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schoolgebouw heeft weggenomen computers en sleutels en een fotocamera toebehorende aan de Japanse School Amsterdam, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverweging

Door politieagenten is op 1 februari 2016 omstreeks 02.55 uur, enkele minuten na een melding van een inbraak bij de Japanse school, waargenomen dat de verdachte en zijn medeverdachte vanaf de Japanse School kwamen gerend. Zij hebben geen andere personen in de buurt waargenomen. Gezien het tijdstip, de korte tijdsspanne tussen de melding van de inbraak en de waarnemingen van de politieagenten, alsmede het feit dat een deel van de buit, te weten een sleutelbos, tijdens de insluitingsfouillering is aangetroffen bij de verdachte, is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte bij de diefstal met braak in de Japanse school en dat het ‘medeplegen’ derhalve kan worden bewezen verklaard. Gelet op het voorgaande legt het hof de stelling van de verdachte dat hij slechts op de uitkijk heeft gestaan en hem die sleutelbos in handen is gedrukt door een (tweede) vluchtende medeverdachte, als volstrekt onaannemelijk naast zich neer.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, bij niet verrichten te vervangen door 70 dagen hechtenis, waarvan 40 uren voorwaardelijk te vervangen door 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich aan de aanwijzingen van de reclassering dient te houden en dat de verdachte dient deel te nemen aan een CoVa training.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een inbraak bij de Japanse School in Amsterdam. Bij deze inbraak zijn door de verdachte en zijn mededader kostbare goederen weggenomen. Daarbij is een kozijn beschadigd en is voorts, in de woorden van de aangever, “een enorme puinhoop” veroorzaakt. Door zo te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven dat hij geen respect heeft voor andermans eigendom en heeft hij de eigenaar van de school schade en overlast toegebracht.
Gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 april 2017 waaruit blijkt dat de verdachte na het plegen van het onderhavige delict niet meer in aanraking is gekomen met de politie alsmede op het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep ziet het hof onvoldoende aanleiding om de door de politierechter gestelde bijzondere voorwaarden, bestaande uit een meldplicht bij de reclassering en een CoVa-training, op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
140 (honderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
70 (zeventig) dagenhechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. M.J.A. Duker en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. D.E.C. Velthuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 mei 2017.
Mr. Dalebout en mr. Gonggrijp-van Mourik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.