In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van winkeldiefstal van een pak Mini Magnum ijsjes, blikjes Heineken bier en vleeswaren, die toebehoren aan Albert Heijn. De diefstal vond plaats op 16 april 2016 in Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 april 2017 heeft de advocaat-generaal de vordering ingediend, terwijl de raadsvrouw van de verdachte betoogde dat er sprake was van overmacht in de zin van noodtoestand, omdat de verdachte ernstige honger had en niet in staat was om te werken of gratis voedsel te verkrijgen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte zichzelf in deze situatie heeft gemanoeuvreerd en dat er geen sprake was van een levensbedreigende situatie. Het hof heeft de tenlastelegging bewezen verklaard, maar de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien dagen, en het hof heeft deze straf bevestigd, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. Het hof heeft ook overwogen dat de verdachte al eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.