ECLI:NL:GHAMS:2017:1447

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
21 april 2017
Zaaknummer
200.184.772/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake procesuele verwikkelingen tussen Gotcha B.V. en Eivissa Amsterdam B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Gotcha B.V. en Eivissa Amsterdam B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De appellanten, Gotcha c.s., zijn op 1 december 2015 in hoger beroep gekomen van een eerder vonnis dat op 2 september 2015 was gewezen. De zaak is op de rol van 2 februari 2016 aangebracht, waarbij tegen de geïntimeerden verstek is verleend. Gotcha c.s. kregen een termijn voor het indienen van een memorie van grieven, maar hebben deze termijn niet benut. Na een verlenging van de termijn hebben zij op 29 maart 2016 opnieuw niet van grieven gediend, waarna de zaak ambtshalve is geroyeerd. Op 15 november 2016 hebben Gotcha c.s. de procedure hervat en een memorie van grieven ingediend, waarop de geïntimeerden verweer hebben gevoerd en een incidentele vordering hebben ingediend om Gotcha c.s. niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. Het hof heeft de incidentele vordering van de geïntimeerden afgewezen en de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een memorie van antwoord door de geïntimeerden. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.184.772/01
zaak-/nummer rechtbank Amsterdam : C/13/565108 / HA ZA 14-500
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 april 2017
inzake:

1.GOTCHA B.V.,

2.
EIVISSA AMSTERDAM B.V.,
beide gevestigd te Amsterdam,
appellanten in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

2.
[geïntimeerde 2],
beiden wonend te [woonplaats],
geïntimeerden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. P. Haas te Rotterdam.
Partijen worden hierna Gotcha c.s. en [geïntimeerden] . genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

Gotcha c.s. zijn bij dagvaarding van 1 december 2015 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam dat op 2 september 2015 onder bovengenoemd
zaak-/rolnummer is gewezen tussen onder anderen Gotcha c.s. als eiseressen en [geïntimeerden] . als (gevoegde partij aan de zijde van) gedaagde.
De zaak is aangebracht op de rol van 2 februari 2016. Tegen geïntimeerden is op die roldatum verstek verleend.
Aan Gotcha c.s. is een termijn voor het nemen van een memorie van grieven gegeven die op 15 maart 2016 afliep. Gotcha c.s. hebben binnen deze termijn niet van grieven gediend.
Deze termijn is op verzoek van Gotcha c.s. verlengd. Toen deze nadere termijn op 29 maart 2016 afliep, hebben Gotcha c.s. niet van grieven gediend.
De zaak is op verzoek van Gotcha c.s. op de rol van 29 maart 2016 ambtshalve geroyeerd.
Op verzoek van Gotcha c.s. is de zaak op 15 november 2016 hervat. Gotcha c.s. hebben op die roldatum een memorie van grieven, tevens vermindering van eis, met producties, genomen.
Op 29 november 2016 hebben [geïntimeerden] . het verstek gezuiverd.
[geïntimeerden] . hebben vervolgens bij incidentele conclusie gevorderd dat het hof Gotcha c.s. akte niet-dienen zal verlenen, hetgeen ertoe zal moeten leiden dat Gotcha c.s. niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
Bij conclusie van antwoord in het incident, met producties, hebben Gotcha c.s. verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering, met veroordeling
- uitvoerbaar bij voorraad - van [geïntimeerden] . in de kosten van dit incident.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling

2.1.
[geïntimeerden] . hebben zich op het standpunt gesteld dat Gotcha c.s. hun memorie van grieven op 15 november 2016 niet meer konden nemen. Daartoe hebben zij - samengevat - het volgende aangevoerd. Nadat de gebruikelijke termijn van zes weken op verzoek van Gotcha c.s. door het hof reeds met twee weken was verlengd, stonden Gotcha c.s. op 29 maart 2016 peremptoir voor het nemen van een memorie van grieven. Nu Gotcha c.s. op die datum niet van grieven hebben gediend, is op grond van artikel 1.7 van het Pilotreglement van dit hof (PR) het recht van Gotcha c.s. om die proceshandeling te verrichten komen te vervallen. Het verzoek van Gotcha c.s. om de procedure ambtshalve te royeren maakt niet dat dit rechtsgevolg niet intreedt. Volgens [geïntimeerden] . is immers pas om ambtshalve royement verzocht op het moment dat de grieven - op 29 maart 2016 om 10.00 uur - moesten worden genomen. Toen het ambtshalve royement werd verleend, noodzakelijkerwijs pas na 10.00 uur, was de termijn voor het nemen van grieven dus al verstreken. Het kan niet zo zijn dat de uiterste termijn voor het nemen van grieven door het ambtshalve royement met zeven maanden wordt verlengd, terwijl het hof voor een dergelijk uitstel niet expliciet toestemming heeft verleend. Na het verval van recht dient de zaak thans, gezien het bepaalde in artikel 2.16 PR, naar de rol te worden verwezen voor arrest. Omdat in casu reeds een extra termijn van twee weken voor het nemen van grieven aan Gotcha c.s. is verleend, doet zich hier niet de situatie voor waarop het arrest van de Hoge Raad van 8 april 2016 (ECLI:NL:HR:2016:606) ziet.
2.2.
Gotcha c.s. heeft verweer gevoerd op gronden waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.
2.3.
De incidentele vordering van [geïntimeerden] . komt erop neer dat zij het hof vragen terug te komen van de beslissing tot ambtshalve royement van de zaak op de rol van 29 maart 2016 en/of van de beslissing hervatting van de procedure toe te staan door Gotcha c.s. op 25 november 2016 een memorie van grieven te laten nemen.
2.4.
Het hof overweegt het volgende. Namens Gotcha c.s. is voor de rol van 15 maart 2016 gemotiveerd een verzoek tot aanhouding ingediend van acht weken, c.q. een verzoek tot ambtshalve royement gedaan, vanwege het plotselinge overlijden van de contactpersoon van de advocaat bij appellante sub 2. Dit verzoek is in zoverre toegewezen dat een aanhouding voor de duur van twee weken is verleend. Vervolgens is het hof voor de rol van 29 maart 2016 verzocht de zaak ambtshalve door te halen. Dat verzoek is toegewezen. Gezien de door de advocaat van Gotscha c.s. aangevoerde omstandigheden bestond naar het oordeel van het hof geen reden ambtshalve verval te verlenen voor het recht om van grieven te dienen, nog daargelaten dat de hiervoor genoemde rechtspraak van de Hoge Raad ervan uitgaat dat daartoe niet direct kan worden overgegaan, maar dat altijd eerst een termijn van in ieder geval twee weken moet worden verleend om een verzuim te herstellen. Het hof ziet in hetgeen [geïntimeerden] . hebben aangevoerd geen aanleiding om terug te komen van de genomen beslissingen. Nadat de zaak ambtshalve was geroyeerd, hadden Gotscha c.s. het recht de zaak weer op de rol te brengen om van grieven te dienen.
2.5.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de slotsom dat de incidentele vordering van [geïntimeerden] . zal worden afgewezen. Het hof zal [geïntimeerden] ., als de in het ongelijk gestelde partij, bij het eindarrest in de hoofdzaak veroordelen in de kosten van dit incident.
2.6.
In de hoofdzaak zal het hof de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van een memorie van antwoord door [geïntimeerden] .

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing met betrekking tot de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 30 mei 2017 voor het nemen van een memorie van antwoord door [geïntimeerden] .;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, C.C. Meijer en J.W. Hoekzema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 april 2017.