ECLI:NL:GHAMS:2017:1278

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
14 april 2017
Zaaknummer
200.196.175/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voeging van hoger beroep tussen Enel S.P.A. en Albaniabeg Ambient S.P.A. inzake civiele vorderingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door Enel S.P.A. en Enelpower S.P.A. is ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2016. De appellanten, gezamenlijk aangeduid als Enel c.s., hebben bij dagvaarding van 29 juni 2016, hersteld op 20 juli 2016, hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin verschillende vorderingen van de geïntimeerde, Albaniabeg Ambient S.P.A., zijn toegewezen. In het hoger beroep hebben Enel c.s. een incidentele vordering tot voeging ingediend, waarbij zij de behandeling van hun zaak willen combineren met een andere aanhangige zaak tussen Albaniabeg en Enel c.s. en haar dochtermaatschappijen.

De rechtbank heeft op 29 juni 2016 drie vorderingen van Albaniabeg toegewezen, terwijl andere vorderingen zijn afgewezen. Enel c.s. stelt dat de zaken verknocht zijn, omdat ze betrekking hebben op hetzelfde vonnis en deels door dezelfde partijen worden gevoerd. Albaniabeg heeft zich inhoudelijk gerefereerd aan het oordeel van het hof over de voeging, maar heeft bezwaar gemaakt tegen mogelijke vertraging door Enel c.s. Het hof heeft overwogen dat de zaken inderdaad verknocht zijn en dat voeging aangewezen is, ondanks het bezwaar van Albaniabeg dat de zaken niet tussen dezelfde partijen aanhangig zijn.

Het hof heeft de incidentele vordering tot voeging toegewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden. De zaak is verwezen naar de rol voor dagbepaling van pleidooi in het incident op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De verdere beslissingen zijn aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.196.175/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/573648/HA ZA 14-962
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 april 2017
inzake

1.de vennootschap naar buitenlands recht ENEL S.P.A.,

gevestigd te Rome, Italië,
2. de vennootschap naar buitenlands recht ENELPOWER S.P.A.,
gevestigd te Milaan, Italië,
eiseressen in het incident tot voeging,
appellanten in de hoofdzaak,
advocaat: mrs. M.A. Leijten te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar Albanees recht ALBANIABEG AMBIENT SH.P.K.,
gevestigd te Tirana, Albanië,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. T.R.B. de Greve te Amsterdam,
Appellanten worden hierna – in navolging van de rechtbank – Enel c.s. genoemd. Geïntimeerde wordt hierna Albaniabeg genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

Enel c.s. is bij dagvaarding van 29 juni 2016, hersteld bij exploot van 20 juli 2016, in hoger beroep gekomen van het vonnis dat de rechtbank Amsterdam op 29 juni 2016 (onder bovenvermeld zaak- en rolnummer) heeft gewezen tussen (onder meer) Enel c.s. en Albaniabeg.
Bij incidentele conclusie van 1 november 2016 hebben Enel c.s. op de voet van artikel 222 juncto artikel 353 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voeging gevorderd met de bij dit hof onder zaaknummer 200.201.407/01 aanhangige zaak tussen Albaniabeg als appellante in principaal appel/geïntimeerde in incidenteel appel en Enel c.s. en een aantal andere dochtervennootschappen van Enel als geïntimeerden in principaal appel/appellanten in incidenteel appel (verder: Enel c.s. en de dochtermaatschappijen).
Bij incidentele memorie van 15 november 2016 heeft Albaniabeg geantwoord en geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling

2.1
Enel c.s. hebben voeging gevorderd op de grond dat de onderhavige zaak en de daarmee te voegen zaak tussen Albaniabeg enerzijds en Enel c.s. en de dochtermaatschappijen anderzijds beide het hoger beroep betreffen tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2016. Bij dit vonnis zijn drie vorderingen van Albaniabeg tegen Enel c.s. toegewezen, waartegen Enel c.s. in appel komt, en zijn de overige vorderingen van Albaniabeg tegen Enel c.s. en haar vorderingen tegen de dochtermaatschappijen afgewezen, waartegen Albaniabeg beroep heeft ingesteld. Het is volgens Enel c.s. wenselijk de beide hoger beroepen gevoegd te behandelen en zij hebben daartoe aangevoerd dat de zaken verknocht zijn nu deze voor dezelfde rechter aanhangig zijn, over hetzelfde onderwerp gaan en deels door dezelfde procespartijen gevoerd worden en dat de uitkomst in de ene zaak medebepalend is voor de uitkomst in de andere zaak.
2.2
Albaniabeg refereert zich inhoudelijk aan het oordeel van het hof betreffende de voeging. Haar bij antwoord in het incident opgeworpen bezwaar tegen de voeging omdat Enel c.s. daarmee vertraging veroorzaken door in de andere zaak nog geen memorie van antwoord te nemen, kan buiten beschouwing blijven omdat die memorie inmiddels is ingediend (waarbij overigens tevens incidenteel appel is ingesteld). Wel merkt Albaniabeg nog op dat de twee zaken niet tussen dezelfde partijen aanhangig zijn en dat een rolvoeging meer voor de hand ligt.
2.3
Het hof overweegt als volgt. Beide zaken betreffen hetzelfde vonnis, de onderhavige zaak het daartegen door Enel c.s. ingestelde appel, de daarmee toe voegen zaak het daartegen door Albaniabeg ingestelde hoger beroep. Voor wat betreft Enel c.s. en Albaniabeg zijn de zaken daarom verknocht in de zin van art. 222 Rv en is voeging aangewezen. De dochtermaatschappijen zijn weliswaar geen partij in de onderhavige procedure maar worden door de voeging niet in hun belang geschaad, nu zij tezamen met Enel c.s. procederen.
2.4
Gezien het voorgaande zal de incidentele vordering tot voeging worden toegewezen. Een beslissing omtrent de kosten zal worden aangehouden.
2.5.
Gelet op de beslissing van de rolraadsheer van 12 december 2016, zal de onderhavige zaak worden verwezen naar de rol voor dagbepaling pleidooi in het incident op grond van art. 843a Rv en zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
3. Beslissing
Het hof:
in het incident tot voeging:
voegt de zaak met die onder zaaknummer 200.201.407/01 tussen Albaniabeg enerzijds en Enel c.s. en de dochtermaatschappijen anderzijds;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de onderhavige zaak naar de rol van 25 april 2017 voor het bepalen van pleidooi in het incident op grond van art. 843a Rv;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, J.C. Toorman en J.W. Hoekzema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 april 2017.