ECLI:NL:GHAMS:2017:1224

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
23-002148-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van diefstal en veroordeling voor wederspannigheid en overtredingen van de Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van diefstal bij AKO Boekhandel, maar het hof heeft de verdachte vrijgesproken van dit feit. De vrijspraak is gebaseerd op het gebrek aan bewijs dat de verdachte betrokken was bij de diefstal, aangezien er onvoldoende onderscheidende signalementen waren van de verdachten en er geen sporen waren aangetroffen die direct aan de verdachte konden worden gekoppeld.

Wel heeft het hof de verdachte schuldig bevonden aan wederspannigheid en twee overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had zich verzet tegen zijn aanhouding door een politieambtenaar en had zonder rijbewijs en zonder kentekenplaat op een motorscooter gereden. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren en twee geldboetes van elk 200 euro, die bij gebreke van betaling vervangen kunnen worden door hechtenis.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en studie. Het hof heeft de boetes gehalveerd in vergelijking met de eerdere uitspraak van de rechtbank, omdat het hof aanleiding zag om rekening te houden met de draagkracht van de verdachte. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om de rechten van de verdachte te waarborgen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002148-16
datum uitspraak: 11 april 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 mei 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-669019-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een winkel [winkel] (gevestigd in pand [adres 2] ) een groot aantal pakjes sigaretten, geheel of ten dele toebehorend aan [winkel] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die winkel heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen pakjes sigaretten onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een raam en/of een rolluik van die winkel;
2.
hij op of omstreeks 30 januari 2016 te Amsterdam, toen (een) aldaar dienstdoende politieambtenaar (te weten [politieambtenaar] ) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer strafbare feiten had aangehouden en had vastgegrepen, althans vast had teneinde verdachte ten spoedigste/onverwijld, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft verzet door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden en/of eenmaal of meermalen slaande en/of stompende beweging(en) in de richting van het gezicht, in ieder geval het lichaam, van die [politieambtenaar] te maken;
3.
hij op of omstreeks 30 januari 2016 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig, (te weten een groene motorscooter, merk Piaggio)), daarmede op de weg, Cornelis Krusemanstraat, althans een weg, heeft gereden, zonder dat aan de eigenaar en/of houder door de Dienst Wegverkeer voor dat voertuig een kenteken was opgegeven, immers was voor dat motorrijtuig in het geheel geen kenteken opgegeven;
4.
hij op of omstreeks 30 januari 2016 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een groene motorscooter, merk Piaggio) heeft gereden op de weg, Gerrit van der Veenstraat, althans een weg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde is het hof, met de raadsman, van oordeel dat door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in hun proces-verbaal van bevindingen van 30 januari 2016 geen voldoende onderscheidend signalement is opgegeven van de twee verdachten die vanaf de plaats delict, de [winkel] in de Beethovenstraat te Amsterdam, wegreden in de richting van de Apollolaan. Er worden geen persoonskenmerken als geslacht, postuur, leeftijd en kleding omschreven. Evenmin worden specifieke kenmerken van de scooter waarop zij reden genoemd, anders dan dat die groen was. Dat de van elders aangereden verbalisant [politieambtenaar] korte tijd later op het nabijgelegen Haarlemmercircuit een groene scooter met daarop de verdachte en zijn medeverdachte zag aankomen vanuit de Cornelis Krusemanstraat en dat zij zich voor en na hun aanhouding niet meewerkend opstelden, is onvoldoende om aan te nemen dat dit dezelfde twee jongens waren als degenen die zijn gevlucht vanaf de [winkel] in de Beethovenstraat te Amsterdam. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat bij de verdachten geen sporen zijn aangetroffen die rechtstreeks in verband zijn te brengen met de inbraak in de [winkel] . Voorts neemt het hof in aanmerking dat de scooter waarop zij reden een kentekenplaat miste, terwijl de verbalisanten die kwamen aanrijden bij de [winkel] dat bij de vlak voor hen (weg)rijdende scooter niet hebben waargenomen, althans niet hebben gerelateerd, en dat de laatstgenoemde verbalisanten bij de wegrijdende personen ook niet hebben waargenomen, althans niet hebben gerelateerd, dat zij geen helm droegen en wel een capuchon op hadden, hetgeen bij de verdachte en zijn medeverdachte juist wel werd vastgesteld.
Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat niet met een voor bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte bij het onder 1 tenlastegelegde betrokken is geweest en het aan hem onder 1 tenlastegelegde feit gepleegd heeft, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 30 januari 2016 te Amsterdam, toen een aldaar dienstdoende politieambtenaar, te weten [politieambtenaar] verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer strafbare feiten had aangehouden en had vastgegrepen, zich met geweld tegen die opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden, en stompende bewegingen in de richting van het gezicht van die [politieambtenaar] te maken;
3.
hij op 30 januari 2016 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een groene motorscooter, merk Piaggio, daarmede op de weg, Cornelis Krusemanstraat, heeft gereden, zonder dat aan de eigenaar en/of houder door de Dienst Wegverkeer voor dat voertuig een kenteken was opgegeven, immers was voor dat motorrijtuig in het geheel geen kenteken opgegeven;
4.
hij op 30 januari 2016 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een groene motorscooter, merk Piaggio, heeft gereden op de weg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid;
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 36, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen met aftrek , waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarden kort gezegd een meldplicht bij de reclassering en de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheidstraining (CoVa), en tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis.
Tevens heeft de rechtbank de verdachte ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van 400 euro subsidiair 8 dagen hechtenis en de verdachte ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde eveneens veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van 400 euro subsidiair 8 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich verzet tegen zijn aanhouding. Daarmee heeft hij geen enkel respect getoond voor het gezag van de politie en het openbaar belang dat de politie dient.
Daarnaast heeft de verdachte zonder rijbewijs op een motorscooter zonder kentekenplaat gereden. Daarmee heeft de verdachte een onverantwoord risico genomen, mede omdat hij bij het veroorzaken van een ongeval niet verzekerd zou zijn geweest. Daarnaast heeft hij door zo te handelen de veiligheid van de aan het verkeer deelnemende personen in gevaar gebracht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 maart 2017 is hij eenmaal eerder ter zake van een misdrijf onherroepelijk veroordeeld. Nu dit echter langer dan vijf jaren is geleden, zal het hof dit niet ten nadele van de verdachte meewegen in de strafoplegging.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij werkt en naar school gaat.
Hij verdient met zijn werk als pizzakoerier net genoeg om zijn kosten, waaronder zijn schoolgeld, te betalen. Ook krijgt hij nog zakgeld van zijn broer en ontvangt hij maandelijks studiefinanciering.
Hij volgt de opleiding tot autotechnicus op het Regio College te Zaandam en is volgend jaar daarmee klaar. Het gaat goed op school.
Het hof acht, alles afwegende, ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 20 uren passend en geboden. Het hof ziet, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het aan hem onder 1 tenlastegelegde, geen aanleiding om een vrijheidsstraf op te leggen, ook niet in voorwaardelijke vorm.
Daarnaast zal het hof ter zake van de overtredingen van de Wegenverkeerswet twee afzonderlijke geldboetes opleggen. Het hof zal echter de door de advocaat-generaal gevorderde en door de rechtbank opgelegde boetes van twee maal 400 euro halveren, nu het hof daar in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding toe ziet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 23, 24, 24c, 62, 63 en 180 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 36, 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. A.M. Kengen en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 april 2017.
Mr. Duker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]