In deze zaak gaat het om een hoger beroep van VOF [X] te [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland over de opgelegde precariobelasting voor de jaren 2009 tot en met 2012. De heffingsambtenaar van de gemeente Haarlem had aan de vennootschap onder firma (v.o.f.) aanslagen precariobelasting opgelegd, die de vennootschap betwistte. De rechtbank had geoordeeld dat de aanslagen terecht waren opgelegd, omdat de terrasvergunning aan de vennootschap was verleend. De vennootschap stelde dat de aanslagen niet aan haar konden worden opgelegd, omdat een v.o.f. geen zelfstandige drager van rechten en plichten is. Het Hof oordeelde echter dat de aanslagen terecht aan de vennootschap waren opgelegd, omdat de vergunning aan haar was verleend en zij als belastingplichtige kon worden aangemerkt. Daarnaast werd de maatstaf van heffing, die ook de ruimte tussen het terrasmeubilair betrok, als rechtmatig beoordeeld. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen sprake was van willekeurige belastingheffing of schending van het gelijkheidsbeginsel. De vennootschap had niet aangetoond dat er sprake was van begunstigend beleid ten opzichte van andere terrashouders.