In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep de beslissing tot vrijspraak aangevochten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek het telen van hennepplanten. De feiten vonden plaats in de periode van 1 september 2012 tot en met 26 november 2012 in de gemeente Hoorn. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennepplanten in twee verschillende panden. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uren, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de negatieve maatschappelijke effecten van hennepteelt en het eigenbelang van de verdachte.