ECLI:NL:HR:2008:BC0811
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Binnentreden zonder machtiging en de beoordeling van noodsituaties door de politie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 januari 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal. Het Hof had de verdachte ter zake van deze feiten veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uren. De verdachte stelde in cassatie dat de verbalisanten onrechtmatig zijn binnengetreden in zijn woning, omdat er geen schriftelijke machtiging was en er geen sprake zou zijn van een noodsituatie zoals bedoeld in de Algemene wet op het binnentreden (Awbi).
De Hoge Raad overwoog dat het Hof had vastgesteld dat de verbalisanten de woning van de verdachte waren binnengetreden ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen. Dit oordeel was niet onjuist of onbegrijpelijk, gezien de omstandigheden van de zaak. De onderbuurman van de verdachte had wateroverlast ondervonden, wat leidde tot de zichtbaarheid van vochtplekken in het plafond en water dat langs de muur sijpelde.
De Hoge Raad concludeerde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de verbalisanten in deze situatie bevoegd waren om zonder machtiging de woning binnen te treden. Het beroep van de verdachte werd verworpen, omdat het middel niet tot cassatie kon leiden. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen grond was voor vernietiging van de bestreden uitspraak.