ECLI:NL:GHAMS:2016:777
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen een toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder over onterechte weigering tot terugbetaling van vakantiegelden
In deze zaak heeft klager een klacht ingediend tegen een toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder, omdat deze ten onrechte heeft geweigerd om vakantiegelden, die sinds 2010 waren geïncasseerd, aan klager terug te betalen. Klager stelt dat deze inhoudingen onrechtmatig zijn, gebaseerd op een uitspraak van de Hoge Raad van 31 oktober 2014, waarin werd bepaald dat er geen beslag mogelijk is op vakantiegeld dat boven de beslagvrije voet uitkomt. De kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam heeft de klacht van klager ongegrond verklaard, en het Gerechtshof Amsterdam bevestigt deze beslissing.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld zonder mondelinge behandeling, op verzoek van klager en met instemming van de gerechtsdeurwaarder. De zaak is op 22 december 2015 in raadkamer behandeld. Klager heeft in zijn beroepschrift zijn standpunt uiteengezet, waarin hij stelt dat de gerechtsdeurwaarder had moeten afzien van het innen van de vakantiegelden totdat er duidelijkheid was over de rechtsgeldigheid van de inhoudingen.
De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd en betoogd dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht, omdat hij niet de persoon was die het beslag heeft gelegd. Het hof oordeelt dat de klacht van klager niet gaat over de beslaglegging zelf, maar over de weigering van de gerechtsdeurwaarder om de geïnde gelden terug te betalen. Het hof concludeert dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, gezien de onduidelijkheid in de rechtspraak over de beslagvrije voet en de standpunten van betrokken instanties. De klacht wordt ongegrond verklaard en de bestreden beslissing wordt bevestigd.