Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“Bewoner [adres 4] . Er is sprake van wisselende bewoning Nieuwe 3x gezien.”
Mijn vriend ( [B] ) is
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 maart 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een kort geding over huur woonruimte. De appellant, die in hoger beroep was gekomen tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, had een tijdelijke huurovereenkomst met Woonstichting Eigen Haard. De vordering van Eigen Haard tot ontruiming van de woning werd toegewezen, omdat de appellant onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf in de gehuurde woning had behouden. Het hof oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht had vastgesteld dat de appellant in strijd had gehandeld met de huurovereenkomst door de woning aan derden in gebruik te geven.
De appellant had geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zou vernietigen en Eigen Haard zou veroordelen om de huurovereenkomst na te komen. Echter, het hof oordeelde dat de feiten en omstandigheden, waaronder het ontbreken van bewijs van hoofdverblijf en de verklaringen van derden, het vermoeden rechtvaardigden dat de appellant niet langer in de woning woonde. De voorzieningenrechter had de vordering tot ontruiming terecht toegewezen.
Daarnaast werd de vraag naar de verschuldigdheid van een contractuele boete van € 5.000,- aan de orde gesteld. Het hof achtte het aannemelijk dat de appellant in strijd had gehandeld met de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst, maar oordeelde dat het beding in de algemene voorwaarden onderzocht moest worden op oneerlijkheid. Aangezien Eigen Haard in eerste aanleg niet had gereageerd op deze oneerlijkheid, was het hof van mening dat de vordering tot betaling van de boete niet kon worden toegewezen. Het hof vernietigde het vonnis voor zover het de boete betrof, maar bekrachtigde de ontruiming.
De uitspraak benadrukt het belang van het bewijs van hoofdverblijf in huurgeschillen en de noodzaak voor verhuurders om zich te verantwoorden voor de voorwaarden die zij hanteren in consumentenovereenkomsten.