Op 3 februari 2016 diende een wrakingsverzoek van de verdachte in een strafzaak bij het Gerechtshof Amsterdam. Dit verzoek was gericht tegen de rechters P. Greve, S. Clement en A.M. van Amsterdam, die betrokken waren bij de behandeling van de hoofdzaak met parketnummer 23-000196-14. De verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.B. Boone, stelde dat de rechters niet onpartijdig waren en dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft op 8 februari 2016 de mondelinge behandeling van het verzoek gehouden, waarbij zowel de verzoeker als de gewraakte rechters aanwezig waren. De advocaat-generaal, mr. S.M.L.M. Spoor, concludeerde tot ongegrondverklaring van het wrakingsverzoek.
De wrakingskamer heeft de feiten en omstandigheden van het verzoek beoordeeld. De verdachte voerde aan dat het hof ten onrechte had geweigerd bepaalde stukken te voegen in het strafdossier, wat volgens hem leidde tot een schending van zijn recht op een eerlijk proces. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was en dat de rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed werden onpartijdig te zijn. De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechters en dat het verzoek tot wraking derhalve ongegrond was.
De beslissing van de wrakingskamer werd op 8 februari 2016 openbaar uitgesproken, waarbij de rechters hun oordeel motiveerden en de argumenten van de verzoeker weerlegden. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, waarmee de rechters in de hoofdzaak konden blijven functioneren.