ECLI:NL:GHAMS:2016:675

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2016
Publicatiedatum
29 februari 2016
Zaaknummer
23-001302-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake gewoontewitwassen en vuurwapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor gewoontewitwassen en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De tenlastelegging omvatte onder andere het witwassen van verschillende voertuigen en geldbedragen, alsook het bezit van een revolver. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een lange periode een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen, waarbij hij wist dat de voorwerpen afkomstig waren uit misdrijf. De verdachte heeft in de periode van 14 december 2001 tot en met 25 november 2008 aanzienlijke bedragen uitgegeven die niet konden worden verklaard uit zijn legale inkomsten. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen en heeft hem hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden. Daarnaast is de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, waaronder de afpersing van bepaalde personen, omdat niet kon worden bewezen dat deze personen onder dwang betalingen hebben verricht. Het hof heeft ook geoordeeld dat de verdachte een vuurwapen van categorie III voorhanden heeft gehad, wat in strijd is met de wet. De uitspraak van het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank en legt een lagere straf op dan door de advocaat-generaal was gevorderd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

parketnummer: 23-001302-14
datum uitspraak: 26 februari 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 maart 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-520069-08 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
[adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4, 5 en 12 februari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 25 november 2008 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Hillegom en/of Hensbroek en/of Heerhugowaard en/of Utrecht en/of Leiden en/of Heemstede en/of Rijnsaterwoude en/of Hoofddorp en/of Laren en/of Naarden, althans in Nederland, en /of te Lanaken (België), alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een gewoonte heeft/hebben gemaakt van het plegen van witwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) van een of meer voorwerp(en), te weten:
- een personenauto merk Mercedes-Benz ML 280 ( [kenteken] );
- een personenauto merk BMW 3ER Reihe [kenteken] );
- een personenauto merk BMW 320i Sedan ( [kenteken] );
- een personenauto merk Mercedes-Benz A160 ( [kenteken] );
- een personenauto merk Mercedes-Benz SLK ( [kenteken] ) en/of
een of meer kavel(s) grond met daarop een of meer recreatiewoning(en), te weten:
- kadastrale aanduiding Opdam [3] , omschrijving TERREIN (NATUUR), locatie bij [adres] ;
- kadastrale aanduiding Opdam [1] , omschrijving RECREATIE-SPORT, locatie bij [adres] ;
- kadastrale aanduiding Opdam [2] , omschrijving ERF-TUIN, locatie bij [adres] en/of
- een recreatiewoning, [adres] , locatie bij [adres] (al dan niet gelegen op een of meer kavel(s) grond met kadastrale aanduiding Opdam [3] , Opdam [1] en/of Opdam [2] ) en/of
- een (giraal) geldbedrag (van 24.042,- euro);
althans van enig(e) voorwerp(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben verborgen en/of heeft/hebben verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) is en/of dat/die voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben
en/of
heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen en aldaar (telkens) een of meer voorwerp(en), te weten:
- een personenauto merk Mercedes-Benz ML 280 ( [kenteken] );
- een personenauto merk BMW 3ER Reihe [kenteken] );
- een personenauto merk BMW 320i Sedan ( [kenteken] );
- een personenauto merk Mercedes-Benz A160 ( [kenteken] );
- een personenauto merk Mercedes-Benz SLK ( [kenteken] ) en/of
een of meer kavel(s) grond met daarop een of meer recreatiewoning(en), te weten:
- kadastrale aanduiding Opdarn [3] , omschrijving TERREIN (NATUUR), locatie bij [adres] ;
- kadastrale aanduiding Opdam [1] , omschrijving RECREATIE-SPORT, locatie bij [adres] ;
- kadastrale aanduiding Opdam [2] , omschrijving ERF-TUIN, locatie bij [adres] en/of
- een recreatiewoning, [adres] , locatie bij [adres] (al dan niet gelegen op een of meer kavel(s) grond met kadastrale aanduiding Opdam [3] , Opdam [1] en/of Opdam [2] ) en/of
- 2 horloges van [A.K.] , te weten:
* een zilverkleurig horloge, merk Rolex, type Oyster Perptual en/of
* een goudkleurig horloge, merk Rolex, type Yacht-Master;
- een (contant) geldbedrag (van 20.000,- euro);
- een of meer geldbedrag(en) aan uitgaven (tot in totaal ongeveer 381.715,35 euro);
- een (contant) geldbedrag (van 10.076,07 euro);
- een of meer geldbedrag(en) aan uitgaven (tot in totaal ongeveer 57.238,57 euro);
- een of meer geldbedrag(en) aan toelagen (tot in totaal ongeveer 89.100,- euro);
- een (contant) geldbedrag (van 2.115,- euro);
- een (giraal) geldbedrag (van 24.042,- euro);
althans enig(e) voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk- geheel of gedeeltelijk afkomstig is/zijn uit enig misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 25 november 2008 te Hillegom, althans in Nederland, een vuurwapen van categorie III, te weten: een revolver, merk Amadeo Rossi, kaliber .38 en/of munitie van categorie III, te weten: vijf, althans een of meer patronen, type wadcutter, kaliber .38, voorhanden heeft gehad.
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tm 25 november 2008 te Hensbroek en/of Amstelveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
- [GvdK] en/of
- [M.H.] en/of
- [CvB] en/of
- [A.K.] en/of
een of meer ander(en) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en), en/of van twee horloges, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die personen voornoemd, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) voornoemd(e) persoon/personen gedwongen tot het betalen van (veel) te hoge termijnen/bedragen als “rente en/of aflossing van een lening” en/of (ten aanzien van [A.K.] voornoemd) tot het in onderpand geven van die horloges als onderpand van een lening;
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [GvdK] en/of [M.H.] dreigend mondeling heeft/hebben toegevoegd dat hij, verdachte, Nederlands kampioen kickboxen is geweest en/of
- zeer opvliegend en/of driftig en/of kwaad reageerde(n) wanneer die [GvdK] en/of [M.H.] hem, verdachte, confronteerde(n) met de/het hoge rentepercentage(s) en/of (terug)betalingen en/of
- die [CvB] en/of die [M.H.] dreigend mondeling heeft/hebben toegevoegd dat hij/zij het geld leenden van “de jongens” terwijl dat ten aanzien van [CvB] was voorafgegaan door het ter beschikking stellen van een leenbedrag in aanwezigheid van (een bekende crimineel, te weten) “de schele” ( [M.P.] ;
en/of
- die [CvB] dreigend mondeling heeft/hebben toegevoegd dat hij, verdachte, hem neer zou schieten en/of dat hij, verdachte, alle Hells Angels kent en/of de Hells Angels alles kort en klein zou laten maken en/of dat hij, verdachte een vriend van Holleeder was en/of dat er pas geleden weer een was doodgeschoten en dat hij, verdachte, ook op die begrafenis was geweest en/of
- die [CvB] dreigend mondeling heeft/hebben toegevoegd dat wanneer hij zou stoppen met (terug)betalen hij, verdachte, “de jongens” daarover zou inlichten en/of
- die [CvB] een pistool tegen zijn hoofd heeft/hebben gezet en/of
- M.J. [A.K.] dreigend mondeling heeft/hebben toegevoegd dat hij, verdachte, [A.K.] wel zou gaan opzoeken;
althans met voormeld oogmerk verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer van voornoem(de) en/of ander(e) perso(o)n(en) (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en of strekking heeft/hebben toegevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak voor feit 3

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft - onder verwijzing naar de overwegingen van de rechtbank in het vonnis waarvan beroep - gerequireerd tot vrijspraak voor het onder 3 tenlastegelegde voor zover het betreft [GvdK] , diens echtgenote [M.H.] en A.W.F. [A.K.] en tot bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde voor zover het [CvB] betreft.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal - dus ook ten aanzien van [CvB] - dient te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde, aangezien er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. Aan de betalingen door de in de tenlastelegging genoemde personen lag een heldere rechtsverhouding tot geldlening ten grondslag, waarvan betreffende personen de gevolgen goed hebben overzien. Bovendien zegt geen van de betrokkenen onder enige dwang de betalingen te hebben verricht. Aldus kan geen sprake zijn van enige vorm van afpersing.
Overwegingen en oordeel van het hof
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte is het hof van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier niet kan worden bewezen dat [GvdK] , diens echtgenote [M.H.] en [A.K.] door geweld dan wel door dreiging met geweld door de verdachte zijn gedwongen betalingen aan de verdachte te verrichten, en in het geval van [A.K.] ook twee horloges aan de verdachte in onderpand te geven, zodat de verdachte van dit onderdeel van het onder 3 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Met de raadsman van de verdachte - maar anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal - is het hof van oordeel dat evenmin kan worden bewezen dat [CvB] door geweld dan wel door dreiging met geweld door de verdachte is gedwongen betalingen aan de verdachte te verrichten.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep leidt het hof af dat [CvB] op eigen initiatief en onder van te voren tussen partijen overeengekomen voorwaarden geld van de verdachte heeft geleend, te weten een bedrag van € 50.000,00 tegen een betaling van rente van € 600,00 per week. [CvB] ging er - zo blijkt uit zijn verklaringen - ten tijde van het aangaan van die lening vanuit dat hij het geleende bedrag binnen afzienbare tijd (binnen enkele maanden) aan de verdachte zou kunnen terugbetalen. Dat dit - door omstandigheden buiten de macht van de verdachte gelegen - niet is gelukt, kan de verdachte niet worden aangerekend. Het hof heeft in dit verband acht geslagen op de verklaring van [CvB] ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat hij het doen van investeringen ten behoeve van zijn bedrijf gedurende de looptijd van de lening meermalen voorrang heeft gegeven boven het afbetalen van de hoofdsom aan de verdachte. Dat [CvB] daardoor de overeengekomen wekelijkse rentebetalingen langer heeft moeten voldoen dan hij aanvankelijk bij het aangaan van deze lening voor ogen had, is evident maar kan de verdachte evenmin worden toegerekend. Wat daar ook allemaal van zij, en nog los van de vraag in hoeverre de in de tenlastelegging opgesomde mededelingen, voor zover al gericht tegen [CvB] , door de verdachte zijn gedaan in het kader van de hier bedoelde betalingen, in ieder geval heeft [CvB] zich door die eventuele uitlatingen niet tot betaling gedwongen gevoeld, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep ook heeft bevestigd. Het hof betrekt daarbij ten slotte dat [CvB] de verdachte al vele jaren kende en dat de verdachte volgens [CvB] altijd - in algemene bewoordingen - over zijn connecties met de Hells Angels en ‘de jongens’ sprak. Dit heeft [CvB] er niet van weerhouden de desbetreffende geldlening bij de verdachte aan te gaan.

Overwegingen ten aanzien van feit 1

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde (in de kluis van [A.B.] aangetroffen) geldbedrag van € 20.000,00 en tot bewezenverklaring van het overigens onder 1 tenlastegelegde, daaronder begrepen de twee horloges van [A.K.] .
De advocaat-generaal heeft daartoe het volgende naar voren gebracht.
De verdachte ontvangt sinds 1974 een WAO-uitkering en heeft verder geen legale inkomsten. Zijn echtgenote [AvA] ontvangt naast beperkte looninkomsten sinds 1992 een aanvullende WAO-uitkering. Gezamenlijk konden zij derhalve in de periode van 14 december 2001 tot en met 25 november 2008 beschikken over een legaal netto inkomen van € 149.259,74. Uit onderzoek is echter gebleken dat de verdachte in die periode ongeveer € 625.053,97 heeft uitgegeven. Daarnaast is op 25 november 2008 in de woning van de verdachte en zijn echtgenote een geldbedrag van € 10.089,00 aangetroffen en bleek er in totaal € 24.042,00 op een rekening in België te zijn gestort. Ook heeft de verdachte in de tenlastegelegde periode diverse leningen verstrekt, te weten € 50.000,00 aan [CvB] , ƒ 100.000,00 aan [GvdK] en € 17.000,00 aan [A.K.] . De verdachte, zijn echtgenote én zijn vriendin [G.B.] , die sinds 2000 een WAO-uitkering ontving, leefden gelet op de auto’s waarin zij reden en die op naam stonden van de verdachte, zijn echtgenote dan wel op [Z. B.V.] ., zijnde het bedrijf van [M.P.] , op grote voet. Daarnaast dienen de verdachte en zijn vriendin als rechthebbende te worden beschouwd van een aantal kavels en een recreatiewoning. De verdachte heeft ter zake geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven, zodat tot een bewezenverklaring van het medeplegen van gewoontewitwassen kan worden gekomen. Ten aanzien van de horloges geldt dat er vanuit kan worden gegaan dat deze van [A.K.] zijn en dat [A.K.] deze als onderpand voor een woekerlening aan de verdachte heeft gegeven. De verdachte staat eveneens terecht voor de afpersing van [A.K.] . Hij wist aldus dat de horloges deel uitmaakten van enig door hem gepleegd strafbaar feit.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep uitgelegd waarom hij in de tenlastegelegde periode kon beschikken over aanzienlijk meer contant geld dan op grond van zijn legale inkomstenbron verklaarbaar was. Die verklaring houdt in dat hij vanaf zijn 14e jaar heeft gewerkt als loodgieter: overdag voor een baas en ’s avonds voor zichzelf. Vanaf zijn 25e is hij incassowerkzaamheden gaan verrichten en enkele jaren later is hij geld gaan uitlenen tegen hoge rentepercentages. Van het op deze wijze bijeengebrachte vermogen heeft de verdachte nimmer aangifte gedaan bij de belastingdienst, noch heeft hij er melding van gemaakt aan de instantie die sinds 1974 zijn WAO uitkering uitkeerde. Het legale vermogen van de verdachte is vermengd met zijn illegale vermogen, waardoor het vermogen van de verdachte gedeeltelijk van misdrijf afkomstig is. Hetzelfde heeft te gelden voor de legale inkomsten van [AvA] , de echtgenote van de verdachte, die naast een salaris uit dienstbetrekking een WAO-uitkering had, welke inkomsten eveneens met het deels illegale vermogen van de verdachte vermengd zijn geraakt. Indien sprake is van een eigen misdrijf, geldt dat sprake moet zijn van meer dan het enkele voorhanden hebben of verwerven om de gedraging te kunnen kwalificeren als witwassen. Zo dat niet mogelijk is, dient ontslag van alle rechtsvervolging te volgen.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de vraag of sprake is geweest van een verhullende gedraging gerefereerd ten aanzien van de tenlastegelegde geldbedragen: € 381.715,35 (bonnetjes Hillegom) en € 57.238,57 (bonnetjes Hensbroek) als ook ten aanzien van de kavels grond, het chalet en de auto’s waar [G.B.] zich in voortbewoog.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen van de twee horloges van [A.K.] , omdat niet kan worden bewezen dat deze uit misdrijf afkomstig zijn. De verdachte moet voorts worden vrijgesproken van het witwassen van het geldbedrag van € 20.000,00, aangezien niet kan worden bewezen dat de verdachte dit voorhanden heeft gehad en heeft verhuld. De verdachte moet voorts worden vrijgesproken van het in de woning bij [G.B.] aangetroffen geldbedrag van € 2.115,00, omdat niet kan niet worden bewezen dat de verdachte dat geld op dat moment voorhanden had. Subsidiair moet de verdachte ter zake worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aangezien niet is gebleken dat er ten aanzien van dat bedrag verhullingshandelingen hebben plaatsgevonden. Dat laatste geldt ook voor het in de woning van de verdachte aangetroffen geldbedrag van € 10.076,07.
De verdachte moet tevens worden vrijgesproken van het geldbedrag van € 89.100,00. Dit bedrag is enkel gebaseerd op de verklaring van [G.B.] . De stukken in het dossier bieden onvoldoende houvast voor het bepalen van de hoogte van het door haar ontvangen bedrag.
De verdachte moet ten slotte ook worden vrijgesproken van het geldbedrag van € 24.042,00 op de rekening in België. De rekening staat op naam van [AvA] en de verdachte is als gemachtigde geregistreerd. De verdachte is wel eens mee geweest als er geld werd gestort. Het ging daarbij om niet al te grote bedragen. Van duidelijke pogingen om de criminele opbrengsten veilig te stellen is hier geen sprake.
Overwegingen en oordeel van het hof
Bij de beoordeling van het onder 1 tenlastegelegde stelt het hof het volgende voorop.
Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan witwassen bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de tenlastegelegde voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het ligt op de weg van het openbaar ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. Daarbij geldt dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de tenlastegelegde voorwerpen afkomstig zijn uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is vereist dat vaststaat dat die voorwerpen afkomstig zijn uit enig misdrijf.
Partiële vrijspraak (afkomstig uit enig misdrijf)
Het hof heeft ten aanzien van na te noemen voorwerpen het volgende vastgesteld.
De [G.B.] -auto’s, kavels en de recreatiewoning (tenlastegelegd onder 1, eerste cumulatief/alternatief en tweede cumulatief/alternatief)
De
Mercedes-Benz A160( [kenteken] ) is op 7 mei 2004 door [M.P.] bij Centraal Automobielbedrijven B.V. gekocht tegen (contante) betaling (op 17 mei 2004) van een bedrag van € 12.000,00. Uit de gegevens bij de RDW blijkt dat deze auto op naam heeft gestaan van [M.P.] van 7 mei 2004 tot 24 maart 2005, waarna de tenaamstelling weer is overgegaan op Centraal Automobielbedrijven B.V. De vriendin van de verdachte, [G.B.] , heeft in de genoemde periode in deze auto gereden.
De
Mercedes-Benz SLK( [kenteken] ) is op 24 maart 2005 door [Z. B.V.] . (het hof begrijpt: vertegenwoordigd door [M.P.] ) gekocht bij Centraal Automobielbedrijven B.V. door inruil van de Mercedes-Benz ( [kenteken] ) en tegen (girale) betaling van een bedrag van € 62.000,00. [G.B.] heeft vanaf 24 maart 2005 tot haar aanhouding op 25 november 2008 in deze auto gereden.
[G.L.] heeft op 21 september 1999 aan [AvdV] verkocht een registergoed, te weten een kavel grond,
kadastraal bekend als [1](met daarop een mobiele bungalow) voor een bedrag van ƒ 45.000,00 voor de grond (en ƒ 190.000,00 voor de mobiele bungalow). Een deel van de koopsom was, zo blijkt uit de akte tot levering, al voldaan door koper aan verkoper. Het resterende deel is door koper voldaan door storting op een rekening van de stichting: Appel Eskens Boon en Willemsen Stichting Derdengelden, aan welke stichting de notaris is verbonden. Blijkens een kadastraal bericht per persoon (betreft: [AvdV] ) van 20 februari 2009 behoort dit object in eigendom toe aan [AvdV] .
[G.L.] heeft op 21 september 1999 aan [AvdV] verkocht een registergoed, te weten een kavel (het hof begrijpt:
[2] ), grenzend aan de oostzijde van [1] en deel uitmakend van G 1182 én een kavel, grenzend aan de noordzijde van [1] en deel uitmakend van G 1182 voor een bedrag van ƒ 25.5000,00, welk bedrag reeds door koper aan verkoper is voldaan. Blijkens een kadastraal bericht per persoon (betreft: [AvdV] ) van 20 februari 2009 behoort dit object ( [2] ) in eigendom toe aan [AvdV] .
[CvB] heeft op 25 oktober 2000 verkocht aan [SP B.V.] (welke vennootschap wordt bestuurd door [Z. B.V.] ., die op haar beurt weer wordt bestuurd door (enig aandeelhouder) [M.P.] een registergoed, te weten een kavel grond, kadastraal bekend als
[3]voor een bedrag van ƒ 30.000,00. Blijkens een kadastraal bericht per persoon (betreft: [Z. B.V.] .) van 20 februari 2009 behoort dit object [3] in eigendom toe aan [Z. B.V.] .
Het hof begrijpt dat met de recreatiewoning, [adres] , wordt bedoeld de mobiele bungalow op kavel [1] , toebehorend aan [AvdV] . [G.B.] heeft vanaf 1999 tot haar aanhouding op 25 november 2008 in deze recreatiewoning gewoond.
Conclusie
Het hof stelt op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting ten aanzien van deze registergoederen/voorwerpen vast dat deze nooit op naam van de verdachte (en/of zijn echtgenote [AvA] ) hebben gestaan én dat niet is gebleken van een (onderliggende) geldstroom van de verdachte naar de geregistreerde eigenaren met betrekking tot de (verkrijging van die) voorwerpen. Een aanwijzing voor het bestaan van zo’n geldstroom zou kunnen worden gevonden in een tweetal zich bij de stukken bevindende koopovereenkomsten (op pagina 961473/961480 en pagina 961461/961465). Het hof heeft echter ten aanzien van deze overeenkomsten vastgesteld dat deze (te) onvolledig zijn om daaraan enige conclusie te verbinden. Zo ontbreken bij de ene overeenkomst de pagina’s waaruit kan blijken op welke datum de verdachte welke kavel tegen welke prijs van [CvB] zou hebben gekocht en ontbreken bij de andere overeenkomst de datum alsmede de namen van de koper en verkoper.
Vaststaat dat [G.B.] de hierboven genoemde auto’s en de recreatiewoning met omliggende gronden gebruikte/bewoonde en dat de verdachte, zoals hij ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft bevestigd, daar vaak aanwezig was en alle met dat gebruik samenhangende kosten (waaronder huur, gas/water/licht, benzine, onderhoud en verzekering) voor zijn rekening nam. Wat daar ook van zij, voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde witwassen moet vast komen te staan dat deze voorwerpen/registergoederen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Nu het dossier, zoals hierboven reeds is overwogen, geen concrete aanknopingspunten bevat voor enige criminele betrokkenheid van de verdachte bij de verkrijging van de auto’s en de recreatiewoning met omliggende gronden en ook overigens bewijs dat deze voorwerpen/registergoederen (middellijk of onmiddellijk) anderszins uit misdrijf afkomstig zijn in het dossier ontbreekt, dient de verdachte reeds op die grond van het ter zake van deze voorwerpen cumulatief/alternatief tenlastegelegde witwassen te worden vrijgesproken.
Twee horloges van het merk Rolex (tenlastegelegd onder 1, tweede cumulatief/alternatief)
Uit de stukken in het dossier leidt het hof af dat deze twee horloges, die zijn aangetroffen (in de deur) van de kluis van juwelier [M&B] , door [A.K.] aan de verdachte zijn overhandigd als borg voor een door de verdachte aan [A.K.] verstrekte geldlening. Mede gelet op hetgeen het hof hiervoor met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde heeft overwogen, en bij gebreke van enig ander bewijs, is het hof van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat deze horloges van enig misdrijf afkomstig zijn. Het hof zal de verdachte dan ook van dit onderdeel van het onder 1 tenlastegelegde vrijspreken.
Partiële vrijspraak (verbergen/verhullen van de werkelijke aard of herkomst)
De eigen auto’s (tenlastegelegd onder 1, eerste cumulatief/alternatief)
Het hof heeft, zoals hierna onder het kopje ‘Het verwerven/voorhanden hebben, overdragen, omzetten en/of gebruiken eigen auto’s’ uitgebreider wordt overwogen, ten aanzien van de:
  • de Mercedes-Benz ( [kenteken] )
  • de BMW 320i Sedan ( [kenteken] )
  • de BMW 3ER Reihe [kenteken] )
geconstateerd dat ze op naam van de verdachte en/of [AvA] waren gesteld, dat ze (in ieder geval grotendeels) met gelden van de verdachte en/of [AvA] zijn aangeschaft en dat de verdachte en/of [AvA] er gebruik van maakten dan wel hebben gemaakt. Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat de verdachte de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding of verplaatsing van die personenauto’s heeft verborgen of verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de daadwerkelijke rechthebbende op die personenauto’s was. Het hof zal de verdachte daarom ten aanzien van deze auto’s van het onder 1 eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde vrijspreken.
Partiële vrijspraak (voorhanden hebben)
Een geldbedrag van 20.000,00 (tenlastegelegd onder 1, tweede cumulatief/alternatief)
Uit de stukken in het dossier blijkt dat in de deur van een kluis bij juwelier [M&B] een contant geldbedrag van € 20.000,00 is aangetroffen. Met de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte is het hof van oordeel dat uit de stukken in het dossier niet kan worden afgeleid dat de verdachte dit geldbedrag, ter zake waarvan niet is gebleken dat het aan de verdachte toebehoort, voorhanden heeft gehad. Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel.
Het vermoeden van witwassen
Ten aanzien van het overigens onder 1 tenlastegelegde zal het hof het toetsingskader hanteren dat wordt toegepast ingeval van een tenlastelegging van witwassen, waarbij geen direct bewijs voor brondelicten aanwezig is.
Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan, in een geval zoals dat zich hier voordoet, witwassen bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het tenlastegelegde geld en/of voorwerp(en) uit enig misdrijf afkomstig is/zijn. Het ligt op de weg van het openbaar ministerie zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid.
Bij toetsing door de zittingsrechter dienen daarbij de volgende stappen te worden doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien zulk een geval zich voordoet mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. Zo een verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Het hof overweegt als volgt.
Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte (en zijn echtgenote [AvA] , met wie hij een economische eenheid vormde) in de tenlastegelegde periode uitgaven hebben gedaan, die niet kunnen worden verklaard uit hun legale inkomen. Immers, hun legale inkomen bedroeg in de tenlastegelegde periode in totaal € 149.259,74 (bestaande uit een WAO-uitkering van de verdachte en beperkte looninkomsten met (sinds 1992) een aanvullende WAO-uitkering voor [AvA] ), terwijl uit onderzoek is gebleken dat de verdachte in die periode ongeveer € 650.000,00 heeft uitgegeven. Daarnaast is op 25 november 2008 in de woning van de verdachte een geldbedrag van € 10.089,00 aangetroffen en bleek er een geldbedrag van € 24.042,00 op een rekening in België te zijn gestort.
Het geldbedrag van € 650.000,00 dat de verdachte in de tenlastegelegde periode zou hebben uitgegeven is opgebouwd uit de navolgende posten:
  • Uitgaven Hillegom € 381.715,35
  • Uitgaven auto’s € 118.400,05
  • Uitgaven Hensbroek € 57.238,57
  • Toelage [G.B.] € 89.100,00.
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt het hof tot een andere berekening dan hiervoor genoemd. Zo acht het hof niet bewezen dat de verdachte uitgaven heeft gedaan voor een bedrag van € 57.238,57. Dit totaalbedrag aan uitgaven is gebaseerd op de in de door [G.B.] bewoonde recreatiewoning ( [adres] ) aangetroffen facturen en bonnetjes. Naar het oordeel van het hof valt geenszins uit te sluiten dat deze uitgaven (deels) zijn gedaan van de wekelijkse toelage die [G.B.] van de verdachte ontving, zodat in die zin sprake is van een dubbeltelling. Nu het dossier ook anderszins geen aanknopingspunten bevat om tot een nadere duiding van deze uitgaven te komen, zal het hof de verdachte van dit onderdeel in het onder 1 tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde vrijspreken.
Het hof is voorts van oordeel dat ook het in het dossier berekende bedrag aan uitgaven aan auto’s moet worden bijgesteld. Zoals hiervoor is overwogen, heeft het hof geen daadwerkelijke geldstroom van de verdachte naar [M.P.] / [Z. B.V.] . kunnen vaststellen met betrekking tot de auto’s, waarin [G.B.] reed. Ten aanzien van de overige personenauto’s heeft het hof vastgesteld, zoals hieronder nader wordt overwogen, dat de verdachte minst genomen uitgaven heeft gedaan voor een bedrag van € 41.048,00.
Het hof komt aldus tot een bedrag aan uitgaven van ongeveer € 510.000,00. Het hof overweegt dat ook ten aanzien dit bedrag geldt dat de gedane uitgaven niet kunnen worden verklaard uit de legale inkomsten van de verdachte en [AvA] , zodat te dien aanzien zonder meer sprake is van een witwasvermoeden.
Verklaring van de verdachte
In het onderhavige geval is de verdachte in een zeer laat stadium, namelijk pas ter terechtzitting in hoger beroep, met een verklaring gekomen, inhoudende dat hij naast legale inkomsten (uit werk en later een WAO-uitkering) gedurende een groot deel van zijn leven ook andere inkomsten heeft genoten. Zo had de verdachte vanaf zijn 14e inkomsten uit zwart (loodgieters)werk en vanaf zijn 25e inkomsten uit incassowerkzaamheden (eveneens zwart). Vanaf ongeveer diezelfde tijd is hij, volgens zijn verklaring, leningen gaan verstrekken tegen hoge rentepercentages. Over de daarmee door hem gegenereerde inkomsten heeft de verdachte nimmer belasting betaald noch heeft hij die inkomsten opgegeven aan de uitkeringsinstantie.
Hoewel aan de advocaat-generaal kan worden toegegeven dat verdachtes verklaring betreffende zijn inkomsten uit loodgieters- en incassowerkzaamheden niet erg gedetailleerd is en wellicht niet eenvoudig te verifiëren, kan - naar het oordeel van het hof - die verklaring niet reeds op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk ter zijde worden geschoven. Met betrekking tot verdachtes verklaring dat hij jarenlang inkomsten heeft gehad uit door hem verstrekte geldleningen overweegt het hof dat deze verklaring steun vindt in het onderhavige strafdossier. Uit het strafrechtelijk onderzoek, meer in het bijzonder zaaksdossier 7.1.0, is immers gebleken dat de verdachte in de tenlastegelegde periode geldleningen aan derden heeft verstrekt en dat hij over die leningen een buitengewoon hoog bedrag aan rente ontving. Het hof neemt voorts in aanmerking dat het dossier geen gegevens bevat die inzicht verschaffen in de financiële situatie van de verdachte op het beginmoment van de ten laste gelegde periode. Het hof zal bij de beoordeling van het ten laste gelegde dan ook uitgaan van de juistheid van de verklaring van de verdachte.
Nu de verdachte van deze inkomsten geen opgave heeft gedaan bij de belastingdienst, heeft hij zich ten minste schuldig gemaakt - ook naar zijn eigen zeggen - aan belastingontduiking. Voorts kan worden vastgesteld dat deze inkomsten zich hebben vermengd met de legale inkomsten van de verdachte en diens echtgenote.
Een eigen misdrijf
Volgens bestendige jurisprudentie zijn vermogensbestanddelen, waarover men de beschikking heeft doordat de belasting is ontdoken, van misdrijf afkomstig. In het geval dat van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen worden vermengd met vermogensbestanddelen die zijn verkregen door middel van legale activiteiten, kan het aldus vermengde vermogen worden aangemerkt als "mede" of "deels" uit misdrijf afkomstig.
Het voorgaande in aanmerking genomen acht het hof het aannemelijk dat de verdachte aldus inkomsten heeft gegenereerd uit “eigen misdrijf”. Het hof betrekt daarbij ook dat het omvangrijke onderzoek Juwelier geen enkel aanknopingspunt biedt voor betrokkenheid van de verdachte bij enig ander misdrijf.
Voorts volgt uit vaste jurisprudentie ter zake van witwassen dat in het geval dat het witwassen betrekking heeft op gelden/voorwerpen afkomstig uit eigen misdrijf, er in beginsel sprake dient te zijn van een handeling die erop is gericht om de crimineel verkregen gelden/voorwerpen veilig te stellen. In dergelijke gevallen moet sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die door eigen misdrijf verkregen gelden/voorwerpen gericht karakter heeft. Die regel gaat niet op in gevallen waarin sprake is van voorwerpen die “middellijk” afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf doordat direct uit misdrijf afkomstige voorwerpen nadien zijn omgezet in andere voorwerpen.
Het verwerven/voorhanden hebben, overdragen, omzetten en/of gebruiken (tenlastegelegd onder 1, tweede cumulatief/alternatief)
De eigen auto’s
Uit de stukken in het dossier leidt het hof ten aanzien van - kort gezegd - de eigen auto’s van de verdachte en [AvA] het volgende af.
De
Mercedes-Benz( [kenteken] ) is op 17 april 2007 aangekocht bij Centraal Automobielbedrijven B.V. voor een bedrag van € 85.000,00. De auto is gefinancierd door inruil van een Mercedes-Benz ML 280 ( [kenteken] ) ter waarde van € 70.000,-, welke auto sinds 6 januari 2006 op naam stond van de verdachte, en door bijbetaling van een geldbedrag van € 15.000,00, welk geldbedrag op 18 april 2007 is voldaan door [M.P.] / [Z. B.V.] . Blijkens de gegevens bij de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW) stond deze auto vanaf 17 april 2007 op naam van de verdachte. Gebleken is dat de verdachte tot zijn aanhouding op 25 november 2008 in de onderhavige auto heeft gereden.
De
BMW 320i Sedan( [kenteken] ) is op 16 maart 2005 aangekocht bij Ad Smelt B.V. voor een bedrag van € 48.548,05. Blijkens de aantekeningen op de factuur, die op naam staat van [AvA] , is de auto deels contant betaald (€ 14.500,00, kennelijk door de verdachte), deels giraal (€ 11.548,05, gestort door [AvA] ) en door inruil van een BMW 318IA ( [kenteken] ) ter waarde van € 22.500,00, welke auto sinds 27 april 2001 op naam stond van [AvA] . Blijkens de gegevens bij de RDW stond deze auto vanaf 18 maart 2005 tot en met 7 april 2007 op naam van [AvA] , waarna de tenaamstelling is overgegaan op [Z. B.V.] .
De
BMW 3ER Reihe[kenteken] ) is op 3 april 2007 aangekocht bij Ad Smelt B.V. voor een bedrag van € 50.950,26. Dit bedrag is (giraal) voldaan door [Z. B.V.] . Uit de stukken van [Z. B.V.] . blijkt dat de verdachte ter financiering van deze auto een bedrag van € 15.000,00 van [Z. B.V.] . had geleend, welke lening de verdachte aan [Z. B.V.] . heeft terug betaald. Blijkens de gegevens bij de RDW stond deze auto vanaf 6 april 2007 op naam van [AvA] . Zij heeft tot haar aanhouding op 25 november 2008 in deze auto gereden.
Het hof stelt aldus vast dat voornoemde personenauto’s op naam van de verdachte en/of [AvA] waren gesteld, dat die personenauto’s (in ieder geval grotendeels) met gelden van de verdachte en/of [AvA] zijn aangeschaft en dat de verdachte en/of [AvA] van die auto’s gebruik maakten dan wel gebruik hebben gemaakt. Nu, zoals het hof hiervoor heeft vastgesteld, genoemde gelden door vermenging van legale en illegale inkomsten in hun geheel als van misdrijf afkomstig moeten worden aangemerkt, zijn de daarmee gekochte auto’s eveneens (middellijk) van misdrijf afkomstig. Het hof acht dan ook het onder 1, tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde ten aanzien van voornoemde auto’s in die zin bewezen.
Geldbedragen aan uitgaven tot in totaal ongeveer € 381.715,35
Uit de stukken in het dossier leidt het hof af dat bij de doorzoeking in de woning van de verdachte op 25 november 2008 een groot aantal schriftelijke bescheiden in beslag is genomen. Uit deze bescheiden, waaronder bonnen en facturen van contante aankopen, is gebleken dat de verdachte (en [AvA] ) in de tenlastegelegde periode in totaal € 381.715,35 contant hebben uitgegeven.
Het hof acht daarom bewezen dat de verdachte aldus in de tenlastegelegde periode een geldbedrag van in totaal € 381.715,35 afkomstig uit (eigen) misdrijf heeft omgezet en overgedragen.
De [G.B.] -geldbedragen
De raadsman heeft ten aanzien van deze gelden vrijspraak bepleit, stellende dat de stukken in het dossier onvoldoende houvast bieden voor het bepalen van de hoogte van dit bedrag.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
[G.B.] heeft op 19 december 2008 verklaard dat zij gedurende zo’n vijftien jaar wekelijks geld van de verdachte heeft ontvangen. Het is begonnen met een bedrag van ƒ 200,00 en dat bedrag is, naar haar zeggen, in stappen van € 50,00 opgelopen tot een bedrag van € 400,00 euro per week. Zij heeft destijds ook verklaard dat zij sinds ongeveer één jaar een wekelijkse toelage van € 400,00 ontving. Bij de berekening van het totaalbedrag van de door de verdachte aan [G.B.] betaalde toelagen is rekening gehouden met deze door [G.B.] genoemde oplopende schaal. De verklaring van [G.B.] vindt (in ieder geval ten aanzien van het bedrag van € 400,00) steun in een op 8 november 2011 tussen de verdachte en [G.B.] gevoerd telefoongesprek.
Het hof acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de tenlastegelegde periode een bedrag van € 89.100,00 aan toelagen aan [G.B.] heeft overgedragen.
Het hof heeft hiervoor reeds overwogen dat niet valt uit te sluiten dat de berekening van het op de aangetroffen bonnetjes en facturen gebaseerde bedrag aan uitgaven van € 57.238,57 een dubbeltelling oplevert ten aanzien van het berekende totaalbedrag dat de verdachte als toelage aan [G.B.] heeft betaald.
Hetzelfde heeft naar het oordeel van het hof te gelden - waarbij de vraag of kan worden bewezen dat de verdachte dit geldbedrag destijds voorhanden heeft gehad kan worden daargelaten - ten aanzien van het op 25 november 2008 in de recreatiewoning te [adres] aangetroffen contante geldbedrag van € 1.115,00 (ten onrechte is in de tenlastelegging het bedrag van 2.115,00 vermeld). Het zal de verdachte om die reden ook ten aanzien van dit geldbedrag vrijspreken.
Contant geldbedrag van € 10.076,07
Uit de stukken in het dossier leidt het hof af dat op 25 november 2008 in de woning van de verdachte een contant geldbedrag van € 10.076,07 is aangetroffen. Gelet op de door het hof aannemelijk geachte verklaring van de verdachte omtrent de herkomst van zijn inkomsten dient er ook ten aanzien van dit geldbedrag van te worden uitgegaan dat deze gelden uit eigen misdrijf afkomstig zijn. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan slechts worden afgeleid dat de verdachte deze gelden in zijn woning voorhanden heeft gehad. Aanknopingspunten dat de verdachte enige gedraging heeft verricht die (kennelijk) gericht was op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van deze gelden ontbreken in het dossier. Nu daarvan niet is gebleken, kan het voorhanden hebben van dit geldbedrag naar bestendige jurisprudentie niet als ‘witwassen’ worden gekwalificeerd. Gelet op het feit dat onder 1 tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde het bestanddeel ‘plegen van (gewoonte)witwassen’ in de tenlastelegging is opgenomen, zal het hof de verdachte om die reden van dit onderdeel vrijspreken.
Giraal geldbedrag van € 24.042,00
Uit de stukken in het dossier leidt het hof af dat het geldbedrag van € 24.042,00 op een bankrekening in België is gestort. [AvA] heeft op 6 september 1995 een bankrekening geopend bij de KBC-bank in Lanaken (België) met [rekeningnummer 1] . De verdachte was sindsdien gemachtigd op deze bankrekening. Op 29 december 2006 heeft [AvA] bij diezelfde bank een rekening geopend met [rekeningnummer 2] , waarna op 2 januari 2007 het gehele saldo van [rekeningnummer 1] is overgeboekt naar [rekeningnummer 2] In de tenlastegelegde periode heeft [AvA] (al dan niet met de verdachte) een geldbedrag van € 24.042,00 op die rekeningen gestort en voorhanden gehad. Nu het storten van geld op een (buitenlandse) bankrekening op eigen naam niet zonder meer kan worden aangemerkt als een gedraging die er kennelijk op gericht is de criminele herkomst daarvan (uit eigen misdrijf) daadwerkelijk te verbergen of te verhullen en ook anderszins bewijs daarvoor in het dossier ontbreekt, kan naar het oordeel van het hof het onder 1 tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde bestanddeel ‘plegen van (gewoonte)witwassen’ niet worden bewezen. Ook van dit onderdeel zal de verdachte daarom worden vrijgesproken.
Gewoontewitwassen
Gelet op de omvang en de continuïteit van de hierboven bewezen geachte gedragingen van de verdachte, acht het hof eveneens bewezen dat de verdachte daarvan een gewoonte heeft gemaakt. Het hof acht echter niet bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met [AvA] en/of [G.B.] aan dit gewoontewitwassen heeft schuldig gemaakt. Uit het dossier valt niet af te leiden of en in hoeverre [AvA] en [G.B.] wetenschap hadden van de aard en omvang van de uit eigen misdrijf van de verdachte afkomstige inkomsten en de uitgaven van de verdachte. Dit geldt te minder, nu uit het dossier naar voren komt dat de verdachte zijn betrokkenheid bij [G.B.] en zijn daarmede verband houdende uitgaven voor [AvA] verborgen heeft gehouden. Voorts valt evenmin vast te stellen of [G.B.] wetenschap had van het uitgavepatroon van de verdachte met betrekking tot [AvA] . Nu ook overigens wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, zal het hof de verdachte van het tenlastegelegde medeplegen vrijspreken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
onder 1:
hij in de periode van 14 december 2001 tot en met 25 november 2008 in Nederland, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar telkens een of meer voorwerpen, te weten:
- een personenauto merk Mercedes-Benz ML 280 ( [kenteken] );
- een personenauto merk BMW 3ER Reihe [kenteken] );
- een personenauto merk BMW 320i Sedan ( [kenteken] );
- geldbedragen aan uitgaven tot in totaal ongeveer 381.715,35 euro;
- geldbedragen aan toelagen tot in totaal ongeveer 89.100,- euro;
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen -onmiddellijk of middellijk- geheel of gedeeltelijk afkomstig zijn uit enig misdrijf;
onder 2:
hij op 25 november 2008 te Hillegom, een vuurwapen van categorie III, te weten: een revolver, merk Amadeo Rossi, kaliber .38 en munitie van categorie III, te weten: vijf patronen, type wadcutter, kaliber .38, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de rechtbank beslissingen genomen ten aanzien van het beslag.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof ten aanzien van het beslag dezelfde beslissingen neemt als de rechter in eerste aanleg.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een zeer lange periode schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van personenauto’s en geldbedragen, hetgeen gericht is geweest op het veiligstellen van uit eigen misdrijf (belastingfraude) afkomstige opbrengsten. Daarbij heeft de verdachte louter oog gehad voor eigen financieel gewin en het faciliteren van een luxueuze levensstijl. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aan. Ook heeft de verdachte door zijn handelen de Staat voor een groot bedrag benadeeld. Het hof rekent het de verdachte voorts aan dat hij zijn inkomsten evenmin opgaf aan de instantie waarvan hij zijn WAO-uitkering ontving.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het ongecontroleerde bezit hiervan is gevaarlijk voor de samenleving en brengt gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren (LOVS). In het geval van een benadelingsbedrag van ongeveer € 500.000,00, waarvan in het onderhavige geval sprake is, geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.
Als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 25 januari 2016 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Bij weging van een en ander acht het hof onontkoombaar dat aan de verdachte een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. De ernst van de feiten noopt hier bepaaldelijk toe. De op te leggen straf is wel lager dan door de advocaat-generaal gevorderd, omdat het hof de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde vrijspreekt. Voor oplegging van een straf die inhoudt dat de verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt, zoals door de raadsman is bepleit, ziet het hof gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, geen aanleiding.
Het hof heeft geconstateerd dat sprake is van een schending van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), aangezien tussen het moment waarop de verdachte is aangehouden op 25 november 2008 en tussen wijzen van vonnis door de rechtbank op 12 maart 2014 een periode is verstreken van ruim vijf jaren en drie maanden, zijnde een overschrijding van meer dan drie jaren.
Het hof zou zonder evengenoemde constatering, alle hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking nemende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van eenentwintig maanden hebben opgelegd. Gelet echter op de hiervoor vastgestelde overschrijding van de redelijke termijn, moet worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur.

Beslag

Het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Het onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp. Het zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Vordering van de benadeelde partij [A.K.]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, inhoudende ‘teruggave van de twee inbeslaggenomen horloges van het merk Rolex’. Het hof heeft geconstateerd dat de rechtbank niet op deze vordering heeft beslist. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte heeft de vordering betwist, stellende dat de benadeelde partij die horloges als borg voor een aan hem verstrekte lening heeft overgedragen en dat de benadeelde partij het volledige bedrag van die lening nog niet heeft terug betaald.
Artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt dat degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich als benadeelde partij met een vordering tot schadevergoeding voegen in het strafproces. Naar het oordeel van het hof is in het onderhavige geval niet gebleken van een strafbaar feit op grond waarvan de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een personenauto merk Mercedes-Benz ML 280 ( [kenteken] );
- een personenauto merk BMW 3ER Reihe [kenteken] );
- een personenauto merk BMW 320i Sedan ( [kenteken] );
- een kleurentelevisie, merk B&O Beovision 7 600 (beslagcode PC 5.8);
- een box, merk B&O BEOLAB 3500 1601 (beslagcode PC 5.9);
- afstandsbediening, merk B&O (beslagcode PC 5.10);
- vier speakerzuilen van het merk B&O (beslagcode PC 1.1);
- kleurentelevisie, merk B&O Beovision 7 9331 (beslagcode 1.2);
- een harddiscrecorder 4643, merk B&O (beslagcode P.C. 1.3);
- een CD-speler, merk B&O (beslagcode PC 1.4);
- een afstandsbediening, merk B&O (beslagcode PC 1.5);
- een box, merk B&O BEOLAB LCS9 1601 (beslagcode PC2.12);
- een afstandsbediening, merk B&O (beslagcode PC 2.13)
- een afstandsbediening, merk B&O (beslagcode PC 2.14).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een revolver, kleur zwart (3488780).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een Mercedes-Benz A160 ( [kenteken] );
- een Mercedes-Benz SLK ( [kenteken] );
- een onroerend registergoed, te weten een recreatiewoning ( [adres] gesitueerd op de kavel, kadastraal bekend onder [1] );
- een onroerend registergoed, aanduiding Erf /tuin met zomerhuis (het hof begrijpt: de kavel, kadastraal bekend onder [2] );
- een onroerend registergoed, te weten een kavel grond, kadastraal bekend als [3] , aanduiding Terrein (natuur).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van € 10.032,06;
- een geldbedrag van € 44,01.
Vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij, [A.K.] , niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. A.E.M. Röttgering, in tegenwoordigheid van, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 februari 2016.