ECLI:NL:GHAMS:2016:5788

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2016
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
13/845230-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis in hoger beroep betreffende arbeidsuitbuiting van vluchtelingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 21 november 2016, waarin een bevel tot gevangenhouding van de verdachte werd gegeven. De verdachte, geboren in 1968 en thans verblijvende in het huis van bewaring te Grave, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.M.J.H. Coumans, gehoord.

Het hof heeft de beschikking waarvan beroep beoordeeld en is van mening dat er voldoende belastende verklaringen zijn die ernstige bezwaren tegen de verdachte ondersteunen. De verklaringen van verschillende getuigen, alsook waarnemingen van verbalisanten, wijzen op de verdenking van het medeplegen van arbeidsuitbuiting, een feit dat volgens de wettelijke omschrijving kan leiden tot een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer. Het hof benadrukt dat deze verdenking een ernstige inbreuk vormt op de menselijke waardigheid en dat de vrijlating van de verdachte maatschappelijke onrust zou kunnen veroorzaken.

Gezien de omvang van de zaak en de noodzaak voor nader onderzoek, heeft het hof besloten dat schorsing van de voorlopige hechtenis niet aan de orde is. De beslissing van het hof is om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis te verwerpen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

13/845230-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Grave (Unit A + B) te Grave,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 21 november 2016, houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 25 november 2016, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. J.M.J.H. Coumans.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep en de gronden waarop deze berust.
Het dossier bevat voldoende belastende verklaringen – het hof noemt bijvoorbeeld de verklaring van [naam 1] (p. 63 - 65), de verklaring van [naam 2], de verklaring van [naam 3] en de verklaring van curator [curator] – ondersteund door waarnemingen van verbalisanten en de brief waarover wordt gesproken op de pagina’s 74 tot en met 92 van het dossier om ernstige bezwaren aanwezig te achten ten aanzien van de verdenking van het medeplegen van (het feitelijk leidinggeven aan) arbeidsuitbuiting.
Er is sprake van verdenking van een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld, nu er ernstige bezwaren aanwezig zijn dat de verdachte een rol heeft gespeeld bij arbeidsuitbuiting van vluchtelingen. De verdenking betreft een zeer ernstig feit dat een ernstige inbreuk vormt op de menselijke waardigheid en integriteit en zorgt voor een grote en groeiende maatschappelijke verontwaardiging. Mede gelet hierop is het hof van oordeel dat er sprake is van een geschokte rechtsorde, in die zin dat aannemelijk is dat de vrijlating van de verdachte een zodanig publiek onbehagen teweeg zal brengen dat dit zou kunnen leiden tot maatschappelijke onrust. Het gebeuren heeft al geleid tot Kamervragen.
Met betrekking tot de onderzoeksgrond overweegt het hof dat het feit dat er geen beperkingen meer zijn, niet automatisch meebrengt dat de onderzoeksgrond komt te vervallen. Gelet op de kennelijke omvang van de zaak en hetgeen de advocaat-generaal bij de behandeling in raadkamer over de recente ontwikkelingen naar voren heeft gebracht acht het hof aannemelijk dat nader onderzoek moet worden verricht waarvoor de verdachte in voorlopige hechtenis moet blijven. Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat schorsing van de voorlopige hechtenis niet in de rede ligt.
13/845230-16

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 21 december 2016 in raadkamer van dit hof door
mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter,
mrs. J.L. Bruinsma en T. de Bont, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 21 december 2016,
de advocaat-generaal