ECLI:NL:GHAMS:2016:5787
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot opheffing voorlopige hechtenis in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 15 november 2016. De verdachte, geboren in 1988 en thans verblijvende in het huis van bewaring Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat medeverdachten niet meer in voorlopige hechtenis zijn, niet leidt tot een schending van het gelijkheidsbeginsel. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens relevante gelijke gevallen zijn. Bovendien is het hof van mening dat het recidivegevaar niet kan worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden, waardoor een schorsing van de voorlopige hechtenis voor onbepaalde tijd niet aan de orde is.
Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis, dat was ingediend in verband met een operatie van de ex-vrouw van de verdachte, kon niet worden ingewilligd omdat niet bekend was wanneer deze operatie zou plaatsvinden. Het hof heeft daarom het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De beschikking is gegeven door de voorzitter en twee raadsheren in raadkamer, en de advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.