ECLI:NL:GHAMS:2016:5786
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling voorlopige hechtenis en verzoek tot schorsing in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 december 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1962 en thans verblijvende in het huis van bewaring Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 21 november 2016, waarin zijn gevangenhouding was bevolen. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.
Het hof heeft de beschikking waarvan beroep in zijn geheel overgenomen en de gronden waarop deze berust. De aangifte van de aangeefster, die verklaarde met gebalde vuist in het gezicht te zijn geslagen, werd bevestigd door een getuige. Het hof concludeert dat er ernstige bezwaren zijn voor een poging tot zware mishandeling. Gezien deze ernstige bezwaren, doet zich geen omstandigheid voor die een schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigt. De verdachte vertoont gedragingen die wijzen op een problematiek met een agressieve component, en er is recidivegevaar aanwezig. Dit werd onderbouwd door een trajectconsult dat op 10 november 2016 heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat de verdachte een verwarde indruk maakte, mogelijk in het kader van een onbekende chronische psychose.
Het hof heeft besloten het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen en de beschikking van de rechtbank te bevestigen. De beslissing is genomen in raadkamer en de advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.