In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van zijn partner en haar moeder op 31 maart 2015 in Amsterdam. De tenlastelegging omvat twee feiten: het duwen van de partner, waardoor zij ten val kwam, en het vastpakken van de moeder bij haar kraag, wat eveneens leidde tot een val. De verdachte heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij geen opzet had op de mishandeling, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefsters elkaar ondersteunen en dat de verdachte opzet had, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het ten val brengen van de aangeefsters.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde gekwalificeerd als mishandeling. Echter, het hof heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen, mede gezien de verbeterde relatie tussen de verdachte en zijn partner, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft zijn excuses aangeboden en er zijn gesprekken geweest over agressieregulatie. Het hof heeft geoordeeld dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de verbeterde verstandhouding tussen de verdachte en de aangeefsters, aanleiding geven om geen straf op te leggen.