2.1.De rechtbank heeft in haar uitspraak (waarin belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’) de navolgende feiten vastgesteld:
“1. Verweerder heeft bij beschikking met dagtekening 28 februari 2009 de WOZ-waarde van de onroerende zaken [A-straat 2] en [A-straat 4] te [Z] voor het kalenderjaar 2009 vastgesteld op respectievelijk € 314.000 en € 105.000.
2. Eiser heeft op 10 april 2009 daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft op 2 oktober 2009 uitspraak op bezwaar gedaan. Namens eiser heeft zijn gemachtigde daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld bij brief van 22 oktober 2009. Het beroep had onder meer betrekking op de objectafbakening. De uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 27 januari 2011 (Zaaknummer: 09/2739 WOZ) luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“(…)
8. Gelet op het voorgaande zal het beroep gegrond worden verklaard en de uitspraak op bezwaar worden vernietigd wegens strijd met het bepaalde in artikel 16, sub d, van de Wet WOZ. Nu een onjuiste objectafbakening niet in bezwaar of beroep kan worden aangepast omdat het object bij de beschikking van 28 februari 2009 te klein is afgebakend, zal de rechtbank tevens de WOZ-beschikking in zoverre herroepen. Verweerder moet voor het juist afgebakende object een nieuwe waardebeschikking afgeven (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 9 mei 2003, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-Nummer AD6058).
9. Bij deze beslissing is er aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser voor de behandeling van zijn beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft de rechtbank de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.092,50,00 [€ 1.092,50]. Hierbij heeft de rechtbank voor het opstellen van het beroepschrift en voor het verschijnen ter zitting één punt toegekend en voor het verschijnen ter nadere zitting een half punt en het gewicht aangemerkt als gemiddeld. (…)
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept de beschikking van 28 februari 2009;
- verklaart het bezwaar tegen de beschikking van verweerder van 2 oktober 2009 alsnog gegrond;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de aan de zijde van eiser redelijkerwijs gemaakte proceskosten ten bedrage van € 1.092,50 en reiskosten ten bedrage van € 17,60;
- bepaalt dat de betaling van € 17,60 dient te worden gedaan aan eiser;
- bepaalt dat de betaling van € 1.092,50 dient te worden gedaan aan de griffier;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het griffierecht ten bedrage van € 41,00 vergoedt.
(…)”
3. Eiser heeft bij brief van 20 mei 2010 een verzoek gedaan om herziening van de aanslagen die ter zake van de onroerende zaak [A-straat 4] over de jaren 2000 tot en met 2008 zijn opgelegd. Verweerder heeft dit verzoek opgevat als een bezwaarschrift tegen die aanslagen en het bezwaar op 2 juni 2010 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Eiser heeft daarop bij brief van 14 juli 2010 bezwaar aangetekend wegens het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek van 20 mei 2010 en gelijktijdig beroep bij de rechtbank ingesteld. De uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 27 januari 2011 (Zaaknummer: 10/1833 WOZ) luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“(…)
9. Nu het beroep gegrond is, zal de rechtbank de heffingsambtenaar opdragen om binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak alsnog te beslissen op het door eiser ingediende bezwaar [wegens het uitblijven van een beslissing op eisers verzoek van 20 mei 2010] c.q. te beslissen op het verzoek om herziening.
10. Bij deze beslissing is er aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser voor de behandeling van zijn beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Met toepassing van het besluit proceskosten bestuursrecht heeft de rechtbank de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld van € 1.092,50;
Hierbij heeft de rechtbank zowel voor het opstellen van het beroepschrift als voor het verschijnen ter zitting één punt toegekend en een halve punt voor de nadere zitting. Het gewicht van de zaak is aangemerkt als gemiddeld. (…)
- verklaart het beroep gegrond;
- gelast de verweerder binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak, een beslissing te nemen op het door eiser ingediende verzoek om herziening;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.092,50;
- wijst de gemeente Den Helder aan als rechtspersoon die dit bedrag aan eiser moet vergoeden;
- bepaalt dat de gemeente Den Helder het door eiser betaalde griffierecht van € 41,00 aan deze vergoedt.
(…)”
4. Verweerder schrijft naar aanleiding van de uitspraken van de rechtbank Alkmaar in zijn brief van 14 maart 2011 – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)
Op 10 maart heeft met u en uw advocaat, de heer Van Zundert, overleg plaatsgevonden over de afhandeling van deze zaken.
Over 2009, procedurenummer 2009 / 2739 WOZ 114, is in overeenstemming met de uitspraak de opgelegde beschikking van het WOZ objecten [A-straat 2] en [A-straat 4] vernietigd.
De beschikking en de aanslag worden in overeenstemming met de uitspraak opnieuw opgelegd.
De waarde van het object [A-straat 2] wordt voor 2009 met inachtneming van de inmiddels opgemaakte taxatierapporten vastgesteld op € 350.000,--.
(…)
Met betrekking over de eerdere belastingjaren, procedurenummer 2010 / 1833 heeft de Rechtbank bepaald dat de gemeente binnen zes weken een beslissing dient te nemen over het verzoek tot herziening van de aanslagen over de jaren 2000 tot 2008.
Over deze eerdere belastingjaren besluit ik u de beschikkingen en de opgelegde bedragen van het object [A-straat 4] volledig te vernietigen en in te trekken over de jaren 2004 tot en met 2008. Dit houdt dan in dat van deze jaren uitsluitend de reeds opgelegde aanslagbedragen van het woongedeelte met huisnummer [A-straat 2] voor uw rekening komt. (…)”
5. Verweerder heeft vervolgens met dagtekening 28 maart 2011 en 31 maart 2011 de verminderingsbeschikkingen voor de onroerende zaak [A-straat 4] respectievelijk de waardebeschikking voor de onroerende zaak [A-straat 2] vastgesteld.
6. Eiser heeft tegen de uitspraken van de rechtbank Alkmaar van 27 januari 2011 geen hoger beroep ingesteld.”
2.2.1.Nu in hoger beroep tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.
2.2.2.In aanvulling hierop stelt het Hof de navolgende feiten vast.