In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1983, was aangeklaagd voor het overtreden van artikel 2.7 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Amsterdam 2008. De tenlastelegging betrof het zich ophouden op de weg, te weten de Sint Annenstraat, met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 januari 2014 zich op de Sint Annenstraat heeft opgehouden met het doel om drugs te kopen.
Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit vonnis slechts een aantekening bevatte. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen meer of anders was ten laste gelegd, maar heeft het bewezen verklaarde als strafbaar gekwalificeerd. De verdachte was eerder veroordeeld voor strafbare feiten, maar het hof hield rekening met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn recente huisvesting bij het Leger des Heils.
De advocaat-generaal had een geheel voorwaardelijke hechtenis van vier weken geëist, terwijl de raadsvrouw verzocht om een voorwaardelijke hechtenis van twee weken. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke hechtenis van twee weken, met de bepaling dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte.