ECLI:NL:GHAMS:2016:5330

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
16 december 2016
Zaaknummer
23-004861-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1983, was aangeklaagd voor het overtreden van artikel 2.7 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Amsterdam 2008. De tenlastelegging betrof het zich ophouden op de weg, te weten de Sint Annenstraat, met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 januari 2014 zich op de Sint Annenstraat heeft opgehouden met het doel om drugs te kopen.

Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit vonnis slechts een aantekening bevatte. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen meer of anders was ten laste gelegd, maar heeft het bewezen verklaarde als strafbaar gekwalificeerd. De verdachte was eerder veroordeeld voor strafbare feiten, maar het hof hield rekening met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn recente huisvesting bij het Leger des Heils.

De advocaat-generaal had een geheel voorwaardelijke hechtenis van vier weken geëist, terwijl de raadsvrouw verzocht om een voorwaardelijke hechtenis van twee weken. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke hechtenis van twee weken, met de bepaling dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 23-004861-15
Datum uitspraak: 8 november 2016
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 6 januari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-200492-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1983,
ter terechtzitting door de verdachte opgegeven verblijfadres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 oktober 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 januari 2014 te Amsterdam zich op en/of aan de weg, te weten De Sint Annenstraat heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar, en/of slaapmiddelen en/of kalmeringsmiddelen en/of stimulerende middelen of daarop gelijkende waar te kopen en/of te koop aan te bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 januari 2014 te Amsterdam zich op de weg, te weten de Sint Annenstraat heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet, althans daarop gelijkende waar te koop aan te bieden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 2.7 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Amsterdam 2008.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een hechtenis voor de duur van vier weken.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke hechtenis voor de duur van vier weken.
De raadsvrouw heeft verzocht een geheel voorwaardelijke hechtenis voor de duur van twee weken aan de verdachte op te leggen. Daartoe heeft zij verwezen naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hij heeft eindelijk een vaste verblijfplaats in de vorm van begeleide huisvesting bij het Leger des Heils. Blijkens een zich bij de stukken bevindend advies van 30 september 2016 in de strafzaak met parketnummer 13.684339-16 staat de reclassering mede gezien deze recent geregelde huisvesting positief tegenover voortzetting van de reeds in gang gezette begeleiding van de verdachte. De verdachte zelf is gemotiveerd hieraan mee te werken. In de bovengenoemde zaak die aan het reclasseringsadvies ten grondslag ligt wordt op korte termijn uitspraak gedaan door de rechtbank en de verwachting is dat de in het advies geadviseerde bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijk strafdeel zullen worden verbonden, aldus de raadsvrouw.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met zijn handelen overlast en hinder op de openbare weg veroorzaakt. Voorts is de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 oktober 2016 eerder voor strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met de ter terechtzitting aannemelijk geworden persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds het feit. Het hof ziet hierin aanleiding een geheel voorwaardelijke hechtenis aan de verdachte op te leggen die lager is dan de eis van de advocaat-generaal. Gelet op hetgeen de raadsvrouw ter terechtzitting naar voren heeft gebracht acht het hof geen termen aanwezig bijzondere voorwaarden aan deze straf te verbinden.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke hechtenis van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2.7 en 6.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 Amsterdam en de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
hechtenisvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. M.J.A. Duker en mr. L.C. van Walree, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 november 2016.
De jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.