ECLI:NL:GHAMS:2016:5327

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
16 december 2016
Zaaknummer
23-004536-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in cocaïne-invoeraanklacht na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 september 2013. De verdachte, geboren in Turkije in 1970, was aangeklaagd voor het medeplegen van de invoer van cocaïne. Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 oktober 2016 heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 64 maanden geëist. De verdediging voerde aan dat er onherstelbare vormverzuimen waren gepleegd, waardoor het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. Het hof heeft deze argumenten echter verworpen en geoordeeld dat er geen gronden waren die de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de weg stonden.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met enkele aanvullingen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de tenlastelegging. Het hof heeft op basis van het dossier en camerabeelden van de bagage-afhandeling geconcludeerd dat de koffer van de verdachte zichtbaar rood had gescand, wat zijn verklaring ondersteunt. De advocaat-generaal's argumenten in hoger beroep konden de eerdere vrijspraak niet ondermijnen.

In de beslissing heeft het hof ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast, waaronder geld en een GSM-toestel. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters en de griffier, hoewel de jongste raadsheer en de griffier niet in staat waren om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

Parketnummer: 23-004536-13
Datum uitspraak: 8 november 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 september 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-800764-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1970,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 oktober 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 64 maanden met aftrek van voorarrest.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof het vonnis als volgt aanvult:
  • toevoeging van een beslissing op een verweer ter zake van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie,
  • aanvulling van de overweging tot vrijspraak en
  • toevoeging van een beslissing omtrent het beslag.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat gedurende het strafrechtelijk onderzoek zodanig veel onherstelbare vormverzuimen hebben plaatsgevonden dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Allereerst zijn de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] in een te vroeg stadium aangehouden, waardoor geen informatie is vergaard over de personen die bij het delict betrokken waren. Daarnaast zijn de gegevens met betrekking tot het scannen van de koffers door de verdachte niet direct opgevraagd, wat tot gevolg heeft gehad dat de verklaring van de verdachte over het ‘rood scannen’ van de koffer niet meer getoetst kan worden. Tot slot zijn na de uitspraak van de rechtbank op 20 september 2013 op initiatief van het openbaar ministerie twee getuigen gehoord die al eerder waren gehoord en ten aanzien van wie de verdediging in eerste aanleg vergeefs heeft verzocht deze te kunnen ondervragen
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Niet is gebleken van een grond of van gronden die (afzonderlijk, noch tezamen) aan de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging in de weg staat of staan. Zo de voortvarendheid van de aanhouding en het niet direct opvragen van de scangegevens al enig onherstelbaar vormverzuim zouden opleveren, valt gelet op hetgeen is aangevoerd niet in te zien dat die afzonderlijk of tezamen een beperking van het recht op een eerlijk proces met zich hebben gebracht, die de uitzonderlijke sanctie van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging rechtvaardigt. Die sanctie is evenmin aan de orde indien hierbij tevens wordt betrokken dat na de vrijspraak in eerste aanleg buiten aanwezigheid van de verdediging twee belastende getuigen nader door de politie zijn gehoord.Onder bijzondere omstandigheden kan dat strijdig zijn met beginselen van een behoorlijke procesorde en tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie leiden. Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn in onderhavige zaak evenwel gesteld noch gebleken. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de betreffende getuigen later bij de raadsheer-commissaris en in aanwezigheid van de raadsman uitgebreid zijn ondervraagd, onder meer over hetgeen zij bij de betreffende politieverhoren hebben verklaard.

Nadere overweging tot vrijspraak

Naar het oordeel van het hof kan op basis van het dossier en de ter terechtzitting in hoger beroep afgespeelde camerabeelden van de bagage-afhandeling niet als onaannemelijk worden aangemerkt dat de koffer in kwestie voor verdachte zichtbaar rood scande en daarom door hem apart werd gelegd, zoals hij telkens heeft verklaard.
Voorts overweegt het hof dat hetgeen door de advocaat-generaal ter terechtzitting overigens in hoger beroep is aangevoerd niet afdoet aan de overwegingen die de rechtbank ten grondslag heeft gelegd aan het oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
Geld Euro, 10 stuks a 50 euro (nr. 1)
Geld Euro, 100 stuks a 50 euro (nr. 21)
1 STK GSM-toestel, Nokia n73 (nr. 23).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. M.J.A. Duker en mr. L.C. van Walree, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 november 2016.
De jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.