In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 september 2013. De verdachte, geboren in Turkije in 1970, was aangeklaagd voor het medeplegen van de invoer van cocaïne. Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 oktober 2016 heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 64 maanden geëist. De verdediging voerde aan dat er onherstelbare vormverzuimen waren gepleegd, waardoor het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. Het hof heeft deze argumenten echter verworpen en geoordeeld dat er geen gronden waren die de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de weg stonden.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met enkele aanvullingen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de tenlastelegging. Het hof heeft op basis van het dossier en camerabeelden van de bagage-afhandeling geconcludeerd dat de koffer van de verdachte zichtbaar rood had gescand, wat zijn verklaring ondersteunt. De advocaat-generaal's argumenten in hoger beroep konden de eerdere vrijspraak niet ondermijnen.
In de beslissing heeft het hof ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast, waaronder geld en een GSM-toestel. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters en de griffier, hoewel de jongste raadsheer en de griffier niet in staat waren om het arrest mede te ondertekenen.