ECLI:NL:GHAMS:2016:5302
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens schending van het Tallon-criterium in strafzaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 12 april 2016, waarin hij was veroordeeld. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof van oordeel was dat het Tallon-criterium was geschonden. Dit criterium houdt in dat een opsporingsambtenaar een verdachte niet mag brengen tot andere strafbare feiten dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht. In deze zaak werd de verdachte door de vraagstelling van de opsporingsambtenaar tot de verkoop van cocaïne gebracht, terwijl zijn opzet daar tevoren niet op gericht was.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 december 2015 door opsporingsambtenaren werd benaderd en dat hij, na een gesprek, cocaïne heeft overhandigd. Het hof oordeelde dat de verdachte niet eerder bezig was met de verkoop van cocaïne en dat hij door de vraagstelling van de opsporingsambtenaar is aangezet tot het plegen van het strafbare feit. Hierdoor is het Tallon-criterium geschonden, wat leidt tot een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Gelet op de ernst van het verzuim en de omstandigheden waaronder het is begaan, heeft het hof besloten het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vervolging. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op de zitting van 13 december 2016.