ECLI:NL:GHAMS:2016:5300

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2016
Publicatiedatum
13 december 2016
Zaaknummer
23-002952-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 12 februari 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1982, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben en vervoeren van ongeveer 4,52 gram cocaïne op 7 augustus 2014 te Diemen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat er slechts aantekening was gedaan volgens artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De strafbaarheid van het bewezen verklaarde is niet uitgesloten, en het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van 1.100 euro, subsidiair 21 dagen hechtenis. De advocaat-generaal had in hoger beroep een lagere geldboete en taakstraf geëist. Het hof heeft de straf bepaald op 50 uren taakstraf en 25 dagen hechtenis, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. Het hof heeft ook de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht in overweging genomen, evenals de openheid van zaken die de verdachte heeft gegeven tijdens de zitting.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de oudste raadsheer niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

parketnummer: 23-002952-16
datum uitspraak: 13 december 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-252200-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 november 2016.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 augustus 2014 te Diemen, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad en/of heeft vervoerd, ongeveer 4,52 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (verpakt in (ongeveer) acht (8) zogenaamde wikkels/papiertjes), (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 augustus 2014 te Diemen opzettelijk aanwezig heeft gehad en heeft vervoerd 4,52 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van 1.100,- euro, subsidiair 21 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van 500 euro, subsidiair 10 dagen hechtenis en 60 uren taakstraf, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben en vervoeren van acht wikkels met daarin een materiaal bevattende cocaïne. Naar eigen zeggen waren deze pakjes niet alleen voor hemzelf maar ook voor zijn vrienden bedoeld. Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers ervan zeer schadelijke stof. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 november 2016 is hij eerder voor een opiumdelict onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht mee, alsmede het feit dat hij ter terechtzitting in hoger beroep openheid van zaken heeft gegeven en de laakbaarheid van zijn handelen lijkt in te zien.
Het hof acht, alles afwegende, een andere strafsoort dan de politierechter heeft opgelegd, namelijk een taakstraf van na te melden duur, passend en geboden. Het hof ziet anders dan de advocaat-generaal geen aanleiding daarnaast nog een geldboete op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 december 2016.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.