ECLI:NL:GHAMS:2016:5298

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2016
Publicatiedatum
13 december 2016
Zaaknummer
23-002000-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van mishandeling met betrekking tot de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, waarbij de verdachte op 27 mei 2016 was vrijgesproken van mishandeling. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Dit was gebaseerd op artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat tegen een vrijspraak geen hoger beroep openstaat.

Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 29 november 2016 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De tenlastelegging betrof mishandeling van een slachtoffer op 5 maart 2016 te Den Helder. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft mishandeld door deze te stompen in het gezicht. De eerdere vrijspraak werd vernietigd, en het hof kwam tot een andere bewezenverklaring dan de politierechter.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had eerder al twee keer onherroepelijk voor mishandeling veroordeeld en bevond zich in proeftijd. Het hof oordeelde dat de opgelegde straf passend was, gezien het gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en de recidive van de verdachte. De beslissing van het hof werd genomen op basis van de artikelen 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

parketnummer: 23-002000-16
datum uitspraak: 13 december 2016
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 mei 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-053111-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres].
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De verdachte is door politierechter in de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor thans zover nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
2:
hij, op of omstreeks 5 maart 2016, te Den Helder, [slachtoffer] heeft mishandeld door deze te slaan en/of stompen in het gezicht, althans tegen het lichaam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2:
hij op 5 maart 2016 te Den Helder [slachtoffer] heeft mishandeld door deze te stompen in het gezicht.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot drie weken gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft het slachtoffer verschillende keren in zijn gezicht gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen. Dit getuigt van onbeheerst gedrag en een gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 november 2016 is hij betrekkelijk kort voor dit strafbare feit tot twee keer toe onherroepelijk veroordeeld wegens mishandeling, en liep hij ten tijde van het plegen van het onderhavige feit in twee proeftijden van de bij die veroordelingen (tevens) voorwaardelijk opgelegde straf. Mede op grond daarvan kan thans niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 december 2016.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
.