ECLI:NL:GHAMS:2016:5260

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
9 december 2016
Zaaknummer
23-001985-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met zware mishandeling en eenvoudige belediging van ambtenaren in functie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling en eenvoudige belediging van twee surveillanten van de Politie Eenheid Amsterdam. De tenlastelegging betreft incidenten die plaatsvonden op 13 en 14 april 2016, waarbij de verdachte dreigende woorden heeft geuit naar de verbalisanten en hen beledigd heeft tijdens de rechtmatige uitoefening van hun functie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk dreigend heeft gesproken, wat voldoende aanleiding gaf voor de verbalisanten om vrees te hebben voor de hond van de verdachte. De rechtbank heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte is eerder strafrechtelijk veroordeeld, wat meegewogen is in de strafoplegging. Het hof heeft een taakstraf van 40 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

parketnummer: 23-001985-16
datum uitspraak: 9 december 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 mei 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-706280-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 november 2016, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 13 april 2016 en/of 14 april 2016 te Amsterdam [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (surveillanten bij Politie Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de woorden heeft toegevoegd:"Jullie ga ik kapot maken, ik ga jullie op internet zetten en een klacht indienen" en/of "Ik weet jullie wel te vinden, en dee volgende keer pakt mijn hond jullie, mijn hond kan bijten", (waarbij hij, verdachte zijn hond naast hem had aangelijnd);
2:
hij op of omstreeks 13 april 2016 en/of 14 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (allebei surveillant van Politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in uniform en in een dienstauto en met toezicht belast, in zijn/haar tegenwoordigheid, heeft beledigd, door de woorden: "sukkels, rascisten, jullie zijn mijn slaven en mijn onderdanen", althans woorden van soortgelijke beledigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De verdediging heeft betoogd dat de bewoordingen als vermeld in het onder 1 ten laste gelegde geen bedreiging opleveren met enig misdrijf tegen het leven gericht danwel met zware mishandeling.
Het hof oordeelt dat de zinsnede “Jullie ga ik kapot maken, ik ga jullie op internet zetten en een klacht indienen”, evenals de advocaat-generaal en de raadsman hebben betoogd, geen bedreiging met enig misdrijf tegen het leven oplevert. De overige door de verdachte gebezigde bewoordingen, zoals ten laste gelegd in feit 1, zijn op zichzelf naar hun aard bedreigend en zijn gelet op de context waarin zij zijn geuit, voldoende om bij verbalisanten redelijkerwijs de vrees op te wekken dat de hond van verdachte hen iets aan zou kunnen doen. De uitlatingen van de verdachte kunnen dan ook worden aangemerkt als bedreiging met zware mishandeling in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 13 april 2016 te Amsterdam [verbalisant 1] en [verbalisant 2], surveillanten bij Politie Eenheid Amsterdam, heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "Ik weet jullie wel te vinden, en de volgende keer pakt mijn hond jullie, mijn hond kan bijten", waarbij hij, verdachte zijn hond naast hem had aangelijnd;
2:
hij op 13 april 2016 te Amsterdam, ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], allebei surveillant van Politie Eenheid Amsterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in uniform en in een dienstauto en met toezicht belast, in hun tegenwoordigheid, heeft beledigd door de woorden "sukkels, racisten, jullie zijn mijn slaven en mijn onderdanen".
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 40 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis.
De raadsman heeft het hof verzocht, in geval van strafoplegging, aan de verdachte ten aanzien van feit 1 geen onvoorwaardelijke taakstraf maar een voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit voor een voorwaardelijke boete van € 150,00 rekening houdend met het feit dat de verdachte de aan hem opgelegde boetes naar aanleiding van de verkeersovertredingen eveneens nog moet voldoen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling jegens een tweetal verbalisanten. Dergelijke uitlatingen kunnen het functioneren van de persoon die bedreigd wordt ernstig belemmeren.
Daarnaast heeft de verdachte verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] beledigd toen zij naar aanleiding van een verkeersovertreding het kentekenbewijs en rijbewijs van verdachte wilden vorderen. Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen de verbalisanten in hun goede naam en eer aangetast, maar heeft hij ook blijk gegeven van minachting voor verbalisanten als opsporingsambtenaar, waardoor tevens het openbaar gezag werd aangetast.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 november 2016 is de verdachte eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. M. Iedema en mr. R.M. Vennix, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool en mr. D. Zeiss, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 december 2016.
Mr. R.M. Vennix en mr. D. Zeiss zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...........]