ECLI:NL:GHAMS:2016:5101
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor het opzettelijk telen van 411 hennepplanten en diefstal van stroom, gepleegd tussen 1 april 2011 en 7 juni 2011. Het Openbaar Ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de veroordeelde een bedrag van EUR 35.119,84 aan de staat zou betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De politierechter legde een verplichting op tot betaling van EUR 31.441,83. De veroordeelde ging in hoger beroep tegen deze vonnissen.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 november 2016 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de veroordeelde een bedrag van EUR 10.833,00 zou betalen. Het hof heeft echter geoordeeld dat niet aannemelijk is dat de veroordeelde voordeel heeft behaald uit de hennepteelt, aangezien alleen bewezen is dat hij hennepplanten heeft geknipt. Daarom heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal afgewezen.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de vordering tot betaling aan de staat werd afgewezen. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op 25 november 2016.