ECLI:NL:GHAMS:2016:5092

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2016
Publicatiedatum
29 november 2016
Zaaknummer
23-000791-16 en 09-818554-14 (TUL)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal en niet voldoen aan een ambtelijk bevel

Dit arrest betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de verdachte is veroordeeld voor diefstal en het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. De zaak is behandeld op 25 november 2016 door het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1977 en thans gedetineerd, heeft op 4 november 2015 in Amsterdam twee flesjes bier gestolen uit een winkel. Tevens heeft hij opzettelijk niet voldaan aan een verwijderingsbevel van de burgemeester van Amsterdam, dat hem verbood zich in een bepaald gebied te bevinden. Tijdens de zitting heeft de verdachte zijn onschuld betoogd, maar het hof heeft geoordeeld dat de bewijsvoering tegen hem overtuigend is. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van één jaar, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn verslavingsproblematiek. De advocaat-generaal had een langere maatregel geëist, maar het hof heeft besloten om de duur te beperken, gezien de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft geen straf of maatregel opgelegd voor het tweede feit, omdat dit niet noodzakelijk werd geacht.

Uitspraak

parketnummers: 23-000791-16 en 09-818554-14 (TUL)
datum uitspraak: 25 november 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2016 in de strafzaak onder de parketnummers
13-684578-15 en 09-818554-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1977,
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord - HvB Zwaag te Zwaag.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 4 november 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een flesje(s) bier (merk Peroni Nastro Azzurro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (winkelbedrijf) [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2. hij op of omstreeks 4 november 2015 te 20.45 uur te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9A lid 2 Algemene Plaatselijke Verordering 2008, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied 1.1., althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Ter terechtzitting gevoerde verweren

De raadsman heeft – op gronden als nader weergegeven in zijn ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota – zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1en 2 ten laste gelegde.
Het hof verwerpt de verweren van de raadsman en overweegt als volgt.
Ten aanzien van feit 1
De verdachte heeft bij de politie geweigerd een verklaring af te leggen. Vervolgens heeft hij bij de rechter-commissaris een alternatief scenario geschetst, dat door de politie is onderzocht en niet op waarheid bleek te berusten. De verdachte had immers verklaard dat hij pas met de biertjes de winkel uit was gelopen nadat twee dames deze voor hem hadden betaald. Nader onderzoek wees echter uit dat geen biertjes van het desbetreffende merk in die winkel zijn afgerekend in het desbetreffende tijdvak.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte hierop het alternatieve scenario aangepast en verklaard dat de dames nog in de (lange) rij voor de kassa stonden toen verdachte de winkel verliet en dat zij dus mogelijk na het onderzochte tijdvak hebben betaald. Aan deze verklaring heeft de verdachte ook ter terechtzitting in hoger beroep vastgehouden. De verbalisanten die de verdachte hadden aangehouden zijn echter ten overstaan van de raadsheer-commissaris hierover gehoord. Uit deze verhoren zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die het verhaal van de verdachte ondersteunen. Ook overigens biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt dat het verhaal van de verdachte ondersteunt.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat het door de verdachte geschetste (en aangepaste) alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden. Daar staat tegenover een helder proces-verbaal van bevindingen dat op ambtseed is opgemaakt door twee verbalisanten waaruit onomwonden volgt dat de verdachte naar de koelkast is gelopen, twee flesjes bier in zijn jaszak heeft gestopt en zonder af te rekenen de winkel heeft verlaten. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Het hof stelt op grond van het proces-verbaal van 4 november 2015 met nummer 2015245781-5
vast dat de verdachte op 4 november 2015 om 16.30 uur een verwijderingsbevel is uitgereikt. Voor de eerst ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de verdachte dat hij het verwijderingsbevel pas uren later uitgereikt heeft gekregen nadat hij door verbalisanten voor verhoor was meegenomen naar het politiebureau bevat het dossier geen enkele ondersteuning.
Het hof is voorts van oordeel dat het verwijderingsbevel rechtmatig is gegeven, nu op grond van in voornoemd proces-verbaal gerelateerde relevante feiten en omstandigheden kan worden geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een overtreding van artikel 2.7 lid 2 Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (hierna: APV 2008). Met de raadsman is het hof van oordeel dat het verwijderingsbevel krachtens artikel 2.9 lid 2 APV 2008 is gegeven en niet, zoals ten laste is gelegd, artikel 2.9A lid 2 APV 2008. Dit leidt, gelet op de wijze waarop het feit is ten laste gelegd, evenwel niet tot vrijspraak.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 4 november 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee flesjes bier (merk Peroni Nastro Azzurro), toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf];
2. hij op 4 november 2015 te 20.45 uur te Amsterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens enig wettelijk voorschrift namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven- om zich uit het dealeroverlastgebied 1.1. te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 19 februari 2016 het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen verklaard en aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd voor de duur van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren, zonder aftrek van voorarrest, zal worden opgelegd en dat ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
De raadsman heeft bepleit dat oplegging van de ISD-maatregel, gelet op duur van het voorarrest, te weten inmiddels een jaar en een week, niet proportioneel is. In die periode is de verdachte abstinent gebleven van het gebruik van verdovende middelen en heeft hij diverse pogingen ondernomen om hulpverlening op te starten. In dit kader heeft de raadsman ter terechtzitting tevens een intake verslag overgelegd van Terwille Verslavingszorg/Spetse Hoeve overgelegd. Een voorwaardelijke ISD-maatregel zou onder de gegeven omstandigheden opportuun zijn. Als uiterste wordt gesuggereerd om de ISD-maatregel niet voor de duur van 2 jaar op te leggen maar in duur te beperken.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat naast schade vaak veel hinder veroorzaakt voor de gedupeerde bedrijven en hun werknemers. Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 31 oktober 2016 is de verdachte eerder veelvuldig ter zake van onder meer diefstal veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op het de verdachte betreffende rapport van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam van 19 januari 2016. Hieruit blijkt dat de verdachte langdurig verslaafd is aan het gebruik van cocaïne, waardoor zowel zijn maatschappelijke ontwikkeling als de relatie met zijn partner en kinderen ernstig onder druk staat. Tevens zou de verdachte te kampen hebben met een onverwerkte traumatische gebeurtenis in zijn jeugd. De verdachte heeft in het kader van zijn verslavingsproblematiek reeds een uitgebreid arsenaal aan hulpverleningstrajecten doorlopen. Tevens is hij in behandeling geweest bij De Waag, waar hij is behandeld voor agressie-, relatie- en verslavingsproblematiek. Geen van deze trajecten heeft echter geleid tot het gewenste resultaat, te weten middelenabstinentie en het beëindigen van delictgedrag. Reclassering Inforsa ziet dan ook geen mogelijkheid om de verdachte opnieuw binnen een strafrechtelijk kader te begeleiden. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog en de reclassering verwacht dat de verdachte zich op langere termijn niet aan voorwaarden zal houden. De reclassering adviseert aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen.
In de onderhavige strafzaak wordt aan alle voorwaarden voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat de verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat de verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 4 november 2015 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit arrest bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de aard, de ernst en het aantal door de verdachte begane soortgelijke feiten.
Het hof zal het advies van de GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam overnemen en zal de
advocaat-generaal volgen in zijn vordering om aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op te leggen. Het hof is van oordeel dat deze maatregel een bijdrage kan leveren aan de oplossing van de verslavingsproblematiek van de verdachte. Voorts is deze maatregel naar het oordeel van het hof noodzakelijk ter optimale bescherming van de maatschappij alsmede met het oog op de beëindiging van de recidive van de verdachte.
In de omstandigheid dat de verdachte reeds een jaar in voorarrest heeft doorgebracht en in die periode abstinent is gebleven van het gebruik van verdovende middelen, ziet het hof aanleiding om af te wijken van de vordering van de advocaat-generaal in die zin dat het hof de maatregel zal opleggen voor de duur van een jaar. De tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht wordt niet in mindering gebracht op de duur van de maatregel.
Gelet op het voorgaande acht het hof het raadzaam dat – conform de vordering van de advocaat-generaal – ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Voorwaardelijk verzoek raadsman
De raadsman heeft ter zitting het voorwaardelijk verzoek gedaan om, indien het hof in raadkamer zou oordelen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde en de
ISD-maatregel aan de verdachte dient te worden opgelegd, het onderzoek te heropenen teneinde de Reclassering in staat te stellen haar advies te heroverwegen met inbegrip van hetgeen is vermeld in het door de raadsman overgelegde stuk ‘Intake verslag Terwille Verslavingszorg/ Spetse Hoeve’, omdat dit de Reclassering mogelijk tot nieuwe inzichten zou kunnen brengen.
Het hof overweegt als volgt.
De reclassering heeft meermalen getracht de verdachte in een strafrechtelijk kader te begeleiden en is
- rekening houdend met het verloop van de recente reclasseringstoezichten en mede
gezien de negatieve adviezen ten aanzien van die reclasseringstoezichten - tot de conclusie gekomen dat zij hierin geen mogelijkheden meer ziet. Dat het hulpverleningstraject van Terwille bij de Spetse Hoeve de reclassering tot andere inzichten zal leiden, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Daarvoor biedt het door de raadsman overgelegde stuk onvoldoende grondslag. De noodzaak tot het heropenen van het onderzoek teneinde de reclassering opnieuw onderzoek te laten doen naar de verdachte ontbreekt derhalve. Het verzoek wordt afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38p, 57, 184 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Aangezien aan de verdachte thans onvoorwaardelijk de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders zal worden opgelegd, zal het hof, conform de vordering van de advocaat-generaal ter terechtzitting, de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder in voorwaardelijke vorm opgelegde gevangenisstraf - bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 18 juni 2014 onder parketnummer 09-818554-14 - afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
1 (één) jaar.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 20 november 2015, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 18 juni 2014, parketnummer 09-818554-14, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 22 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. mr. A.M.P. Geelhoed, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van
mr. J.J. Prins, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 november 2016.
Mr. A.M.P. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[..........]
.