ECLI:NL:GHAMS:2016:5091

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2016
Publicatiedatum
29 november 2016
Zaaknummer
23-004312-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen en belediging van een ambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1992 in Duitsland, was aangeklaagd voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen en voor het beledigen van een ambtenaar. De tenlastelegging betrof incidenten die plaatsvonden op 26 maart 2014 in Amsterdam, waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen straatmeubilair en beledigende woorden heeft geuit richting een politieambtenaar.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 november 2016 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de verdachte vrijgesproken moest worden van het geweld, omdat de getuige niet voldoende specifiek was in haar herkenning. Het hof oordeelde echter dat de getuige een duidelijke verklaring had gegeven en dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de vernielingen. Het hof verwierp het verweer van de raadsman en concludeerde dat de verdachte opzettelijk in vereniging geweld had gepleegd.

Wat betreft de belediging van de ambtenaar, stelde de raadsman dat de woorden niet opzettelijk beledigend waren bedoeld. Het hof oordeelde echter dat de woorden, gezien de omstandigheden, evident beledigend waren en dat de verdachte zich niet kon onttrekken aan zijn verantwoordelijkheid. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een geldboete op van € 900,00 en 18 dagen hechtenis op, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

parketnummer: 23-004312-15
datum uitspraak: 25 november 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 oktober 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-082131-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland) op [geboortedag] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 26 maart 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen, een of meer, plantenbak(ken) en/of straatmeubilair en/of een picknicktafel en/of fiets(en) en/of een scooter, welk geweld bestond uit het, een of meermalen (met kracht), (omver) schoppen en/of trappen en/of duwen en/of trekken en/of gooien en/of werpen, in/op/tegen/aan/van voormeld(e), plantenbak(ken) en/of straatmeubilair en/of picknicktafel en/of fiets(en) en/of scooter;
2. hij op of omstreeks 26 maart 2014 te Amsterdam opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant], hoofdagent van politie, eenheid Amsterdam-Amstelland, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten (in uniform gekleed en) met preventiedienst belast, in diens/dier tegenwoordigheid een of meermalen, mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kanker protocol fascist; jij gaat nog wel zien; kanker op", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Ter terechtzitting gevoerde verweren ten aanzien van feit 1

De raadsman heeft – op gronden als nader weergegeven in zijn ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota – zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, nu de getuige niet kan hebben gezien dat de verdachte een van de personen is geweest die door de politie is meegenomen en zij onvoldoende specifiek is geweest in haar herkenning. Het feit dat daarnaast een jas met gele kleur is aangetroffen is onvoldoende bewijs van betrokkenheid van de verdachte.
Het hof overweegt dat de getuige een heldere en gedetailleerde verklaring heeft gegeven van hetgeen zij heeft waargenomen. Zij heeft alle drie de verdachten goed kunnen zien daar de verdachten langs haar woning zijn gekomen, terwijl zij de door haar omschreven vernielingen verrichtten. Vanuit de erker van haar woning heeft zij kunnen waarnemen waar de personen ongeveer naar binnen zijn gegaan en dat dezelfde personen vervolgens door de politie zijn meegenomen.
Het hof ziet geen redenen te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze getuigenverklaring, te meer nu deze ondersteuning vindt in het proces-verbaal van bevindingen met nummer 2014074352-4 alsmede in dat van 2014074352-5. Zo treffen de verbalisanten op straat vernielingen aan zoals door de getuige omschreven. Op het moment dat verbalisanten arriveren bij het appartement met perceelnummer 88, tweede verdieping, zien zij dat dat het enige appartement is in het blok waar nog licht brandt, terwijl de getuige - die op dat moment in telefonisch contact staat met de politie - bevestigt dat de verdachten het portiek zijn binnengegaan waar de politie op dat moment voor staat. Nadat verdachte [verdachte] de verbalisanten heeft binnengelaten, verklaart [verdachte] dat zij net thuis zijn gekomen en constateren verbalisanten dat de verdachten volledig voldoen aan het door de getuige opgegeven signalement, waarbij in het bijzonder nog wordt opgemerkt dat zij op de bank twee donkere jassen en een gele/lichtbruine jas zien liggen. Op grond van het voorgaande verwerpt het hof het verweer van de raadsman.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking, nu uit de bewijsmiddelen niet volgt dat de verdachte een significante dan wel wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Uit de getuigenverklaring leidt het hof af dat alle drie de verdachten gelijktijdig geweld hebben gepleegd tegen goederen. Zij zijn gezamenlijk de [adres] in komen rennen en trapten onderweg goederen omver en zijn daarna gezamenlijk een woning binnengegaan. Elk van de verdachten heeft een substantiële bijdrage aan de vernielingen geleverd. Daarmee acht het hof bewezen dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten en dat de verdachte opzettelijk in verenging geweld heeft gepleegd tegen goederen. In het midden kan blijven welke verdachte precies welke vernieling heeft aangericht.
De opzet van de verdachte volgt reeds uit de gezamenlijke uitvoering van de door de verdachte en zijn mededaders gepleegde en hierna bewezen verklaarde handelingen.

Ter terechtzitting gevoerde verweren ten aanzien van feit 2

Binnentreden politieambtenaren
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de politieambtenaren de woning onrechtmatig zijn binnengetreden, zodat geen sprake is geweest van het beledigen van een ambtenaar “gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening”. Hiermee kan dit bestanddeel niet bewezen worden.
Het hof stelt op grond van het proces-verbaal van bevindingen met nummer 2014074352-4 vast dat de verdachte de politieambtenaren toestemming heeft gegeven om zijn woning binnen te treden. Nadat de verdachte de deur had open gedaan, hoorden politieambtenaren hem immers zeggen: “Kom binnen, kom binnen.” en begeleidde hij de politieambtenaren hierop de woning in. De politieambtenaren waren in uniform gekleed. Bij het verlenen van de toestemming tot binnentreden moet de verdachte derhalve hebben geweten dat hij die toestemming aan politieambtenaren verleende. Dat de politieambtenaren niet het doel van binnentreden hebben gemeld, kan hen niet worden tegengeworpen, nu de verdachte de politieambtenaren direct naar binnen heeft geleid.
Belediging politieambtenaar
De raadsman heeft tevens gesteld dat de verdachte ontkent dat de woorden opzettelijk beledigend bedoeld waren. Vrijspraak is derhalve op zijn plaats, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Namens de verdachte is niet betwist dat hij de woorden vermeld in de tenlastelegging heeft uitgesproken. Naar het oordeel van het hof hadden de woorden "Kanker protocol fascist", mede gelet op de omstandigheden van het geval waarin de woorden zijn geuit – waarbij verdachte ook overigens denigrerende bewoordingen toevoegde aan verbalisante -, evident tot doel de betrokken politieambtenaar te beledigen. Aldus kunnen deze woorden als opzettelijk beledigend worden aangemerkt. Verdachte heeft overigens zelf verklaard ter zitting in eerste aanleg dat hij niet ‘kanker’ had moeten zeggen. Het enkele feit dat verdachte in het bijzijn van zijn buren werd aangehouden en handboeien om had, en meende dat deze situatie te lang duurde neemt het opzet op de belediging niet weg.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 26 maart 2014 te Amsterdam met anderen op de openbare weg, de [adres] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen plantenbakken en straatmeubilair en een picknicktafel en fietsen en een scooter, welk geweld bestond uit het omver trappen en gooien van voormelde plantenbakken en straatmeubilair en picknicktafel en fietsen en scooter;
2. hij op 26 maart 2014 te Amsterdam opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant], hoofdagent van politie, eenheid Amsterdam-Amstelland, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten in uniform gekleed en met preventiedienst belast, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kanker protocol fascist".
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 550,00, subsidiair 11 dagen hechtenis en voor het in eerste aanleg onder 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 350,00, subsidiair 7 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders ’s nachts op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen goederen. Een feit als het onderhavige brengt doorgaans voor de benadeelden veel overlast en schade mee en leidt in de regel tot gevoelens van onveiligheid en ergernis in de samenleving. De verdachte heeft tevens een ambtenaar beledigd. Zodoende heeft hij deze ambtenaar in zijn eer en goede naam aangerand en ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor het openbaar gezag.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 oktober 2016 is hij niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor een strafbaar feit.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 57, 141, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 900,00 (negenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
18 (achttien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van
mr. J.J. Prins, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 november 2016.
Mr. A.M.P. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[..........]