ECLI:NL:GHAMS:2016:4897

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
23/004099-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de voorlopige hechtenis in verband met onherroepelijke veroordeling onvoorwaardelijke gevangenisstraf in andere strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 november 2016 een beschikking gegeven over de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die momenteel verblijft in de penitentiaire inrichting Detentiecentrum Schiphol te Badhoevedorp. De verdachte, geboren in 1995, had een verzoek ingediend tot schorsing van zijn voorlopige hechtenis, dat op 14 november 2016 bij het hof was binnengekomen. Dit verzoek volgde op een onherroepelijke veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden in een andere strafzaak, met parketnummer 13/698552-15.

Het hof heeft de relevante stukken bekeken, waaronder het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 25 oktober 2016. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft het hof de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. M.L. van Gaalen, gehoord. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van het schorsingsverzoek, en het hof heeft overwogen dat het uitzitten van een onherroepelijk opgelegde gevangenisstraf in beginsel als alternatief kan dienen voor voorlopige hechtenis. Dit kan een grond voor schorsing opleveren, mits er geen contra-indicaties zijn.

Het hof heeft besloten de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen, met inachtneming van bepaalde voorwaarden. De schorsing gaat in op het moment dat de onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de andere zaak ten uitvoer wordt gelegd en eindigt wanneer de verdachte in die zaak in vrijheid wordt gesteld. De voorwaarden voor de schorsing omvatten onder andere dat de verdachte zich aan de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis zal houden en zich niet schuldig zal maken aan strafbare feiten. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGop een verzoek strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Detentiecentrum Schiphol te Badhoevedorp.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft gezien de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte, waaronder het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 25 oktober 2016 (parketnummer 15/800175-16).
Voorts heeft het hof gezien het namens de verdachte ingediende verzoekschrift strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis, dat op 14 november 2016 bij het hof is binnengekomen.
Het hof heeft bij de behandeling in raadkamer op 23 november 2016 gehoord de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. M.L. van Gaalen.
Onder verwijzing naar het verzoekschrift heeft de raadsman van de verdachte verzocht de voorlopige hechtenis in de onderhavige strafzaak te schorsen voor de periode van de aan verdachte bij onherroepelijk vonnis (parketnummer 13/698552-15) opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden.
De advocaat-generaal concludeert tot toewijzing van het schorsingsverzoek.
Het hof heeft gelet op artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

De beoordeling

Het hof is van oordeel dat het uitzitten van een onherroepelijk aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf in beginsel als alternatief kan dienen voor voorlopige hechtenis en – behoudens contra-indicaties - een grond voor schorsing kan opleveren aangezien het ondergaan van een reeds opgelegde vrijheidsstraf een op dat moment voor de verdachte gunstiger vorm van vrijheidsbeneming is dan de voorlopige hechtenis. Het hof gaat er hierbij vanuit dat nu er sprake is van een executie van een straf in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis detentiefasering niet zal plaatsvinden. Indien dit wel het geval is eindigt de schorsing van de voorlopige hechtenis op het moment van aanvang van de detentiefasering.

De beslissing

Het hof:
SCHORST het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het moment waarop de aan de verdachte opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 13/698552-15 ten uitvoer wordt gelegd, tot aan het moment dat de verdachte in de zaak met parketnummer 13/698552-15 in vrijheid wordt gesteld, met inachtneming van het hiervoor overwogene,
zulks onder de voorwaarden dat de verdachte:
1. indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen, zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis zal onttrekken;
2. ingeval hij wegens het feit waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zich aan de tenuitvoerlegging daarvan niet zal onttrekken;
3. bij iedere oproeping vanwege een justitiële instantie in persoon zal verschijnen;
4. zich niet schuldig zal maken aan strafbare feiten;
5. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Deze beschikking is gegeven op 23 november 2016 in raadkamer van dit hof door
mr. F.A. Hartsuiker, voorzitter,
mrs. J.L. Bruinsma en J.H. Wesselink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 23 november 2016,
de advocaat-generaal