ECLI:NL:GHAMS:2016:4852

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2016
Publicatiedatum
23 november 2016
Zaaknummer
13/997043-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling voorlopige hechtenis in hoger beroep met betrekking tot handel in verdovende middelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 mei 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen op verdenking van betrokkenheid bij de handel in cocaïne en/of heroïne. De rechtbank te Amsterdam had op 25 april 2016 een beschikking gegeven tot gevangenhouding van de verdachte. De verdachte, geboren in Turkije en thans verblijvende in het huis van bewaring De Schie te Rotterdam, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het hof heeft de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis bestudeerd en heeft de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte gehoord. Het hof oordeelt dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, maar dat de advocaat-generaal niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de voorlopige hechtenis noodzakelijk is voor verder onderzoek. Hierdoor vervalt de onderzoeksgrond voor de voorlopige hechtenis. Het hof constateert wel dat er gegronde vrees voor recidive aanwezig is, gezien de hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen en de betrokkenheid van de verdachte bij de grootschalige handel daarin. De proceshouding van de verdachte maakt het voor het hof moeilijk om in te schatten welke rol hij precies heeft gespeeld, waardoor het hof niet kan beoordelen of en hoe het recidivegevaar kan worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden. Daarom wordt het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Het hof wijst het beroep tegen de bestreden beschikking af, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en wijst ook het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af.

Uitspraak

13/997043-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1972,
wonende aan de [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring De Schie te Rotterdam,
tegen de beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 25 april 2016, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Amsterdam van 29 april 2016, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte, [naam 1], namens mr. [naam 2].

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en de gronden waarop deze berust, in die zin dat het hof gelet op de inhoud van het dossier ernstige bezwaren aanwezig acht voor de betrokkenheid van de verdachte bij –
kortgezegd – de handel in cocaïne en/of heroïne, genoemd onder feit 1 op de vordering inbewaringstelling.
Nu de advocaat-generaal onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de voorlopige hechtenis nodig is voor het doen van nader onderzoek, komt de onderzoeksgrond te vervallen.
Het hof acht gegronde vrees voor recidive aanwezig gelet op de hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen en verdachtes kennelijke betrokkenheid bij de grootschalige handel daarin.
Gelet op de proceshouding van de verdachte kan het hof onvoldoende beoordelen welke rol de verdachte bij het feit precies heeft gespeeld, waardoor het hof niet kan inschatten of en zo ja hoe het recidivegevaar kan worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden. Om die reden wordt het bij gelegenheid van de behandeling in raadkamer mondeling gedane schorsingsverzoek afgewezen.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
13/997043-16
Deze beschikking is gegeven op 18 mei 2016 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. M.J.G.B. Heutink en H.F. van Kregten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Venderbosch als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 18 mei 2016,
de advocaat-generaal