ECLI:NL:GHAMS:2016:4827
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beslissing over toepassing van jeugdrecht en voorlopige hechtenis in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 april 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1996 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op dat moment gedetineerd in het huis van bewaring te Zwaag. Het hof heeft kennisgenomen van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 21 maart 2016, waarin een bevel tot gevangenhouding was gegeven. De advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, zijn gehoord in deze zaak.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld en is van mening dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, gebaseerd op de aangifte en getuigenverklaringen. Het hof heeft het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, omdat er sprake is van een zeer ernstig feit dat de rechtsorde heeft geschokt. Het hof oordeelt dat schorsing alleen mogelijk is bij zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden, waarvan in dit geval niet is gebleken.
Daarnaast heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat het jeugdrecht toegepast zou moeten worden. Het hof heeft echter geoordeeld dat een dergelijk oordeel voorbehouden is aan de zittingsrechter. Uiteindelijk heeft het hof het beroep tegen de bestreden beschikking afgewezen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is genomen in raadkamer en is op 13 april 2016 gepubliceerd.