ECLI:NL:GHAMS:2016:4823
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- M.J.G.B. Heutink
- J.L. Bruinsma
- H.F. van Kregten
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek tot schorsing van voorlopige hechtenis en recidive in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 april 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, geboren in Suriname in 1975, die momenteel verblijft in het huis van bewaring PPC te Amsterdam. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 april 2016, waarin zijn gevangenhouding werd bevolen en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen. Het hof heeft de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte bestudeerd en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, gehoord.
Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, onder andere op basis van een matchend DNA-profiel. De verdachte bevond zich in voorlopige hechtenis voor meerdere feiten, en het hof oordeelt dat er geen aanleiding is om de duur van de gevangenhouding te beperken. Ondanks dat de verdachte in meerdere proeftijden liep, is hij gerecidiveerd, wat het hof doet concluderen dat het stellen van voorwaarden niet zal voorkomen dat de verdachte opnieuw in de fout gaat. De reclassering heeft ook aangegeven dat nader onderzoek noodzakelijk is voor een plan van aanpak. Daarom heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.
De beslissing van het hof is dat het beroep tegen de bestreden beschikking wordt afgewezen. Deze uitspraak is gedaan in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.