ECLI:NL:GHAMS:2016:4755
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis in verband met collusiegevaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in Azerbeidzjan en thans verblijvende in het huis van bewaring te Zwaag, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Schiphol, die op 2 maart 2016 een bevel tot gevangenhouding had gegeven en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft de relevante stukken en de akte van de griffier van de rechtbank bekeken, evenals de verklaringen van de verdachte en de advocaat-generaal. Het hof oordeelde dat er voldoende ernstige bezwaren tegen de verdachte aanwezig waren, vooral gezien zijn rol als deurcoördinator en zijn contacten met een medeverdachte. Hoewel het hof zich verenigde met de beschikking van de rechtbank, verwierp het de recidivegrond. Het hof oordeelde dat er geen recidivegevaar was, maar handhaafde de onderzoeksgrond, omdat er nog steeds onderzoekshandelingen plaatsvinden die de voortzetting van de voorlopige hechtenis vereisen. Het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen, omdat er nog onbekende mededaders worden gezocht, wat het risico op collusie met zich meebrengt. Het hof besloot de termijn van het bevel tot gevangenhouding niet te beperken, gezien de onduidelijkheid over de duur van het onderzoek.