ECLI:NL:GHAMS:2016:4559

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 januari 2016
Publicatiedatum
17 november 2016
Zaaknummer
13/729048-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis in verband met georganiseerde misdaad en lopend onderzoek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 januari 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in India in 1963 en thans verblijvende in het huis van bewaring te Roermond, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2015, die een bevel tot zijn gevangenhouding had gegeven. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bevestigd. De verdachte had zich niet uitgelaten over de aard van de waargenomen handelingen of de herkomst van de gelden, wat leidde tot onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat er enkel sprake was van bankieren zonder vergunning met legale gelden. Het hof concludeert dat er ernstige bezwaren zijn voor gewoontewitwassen, gezien de aard, omvang en het bedrijfsmatige karakter van de activiteiten van de verdachte.

Het hof oordeelt dat de voorlopige hechtenis moet worden gehandhaafd, omdat er nog steeds onderzoekshandelingen plaatsvinden die dit vereisen. Het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen, omdat de belangen van de verdachte niet opwegen tegen de maatschappelijke veiligheid en het belang van een ongestoord onderzoek naar de georganiseerde misdaad. De beslissing van het hof is op 13 januari 2016 genomen in raadkamer, waarbij de voorzitter en de raadsheren unaniem tot deze conclusie zijn gekomen.

Uitspraak

13-729048-15
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (India) op [geboortedag] 1963,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Roermond te Roermond,
tegen de beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 21 december 2015, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Amsterdam van 22 december 2015, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. [naam].

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en de gronden waarop deze berust.
De verdachte heeft zich niet uitgelaten over het doel en de aard van de waargenomen handelingen, noch over de herkomst van de gelden. Onder die omstandigheden zijn er onvoldoende aanknopingspunten om er van uit te gaan dat er louter sprake is van bankieren zonder vergunning met gelden van legale herkomst. Gelet op de inhoud van het dossier en de aanwezige witwas typologieën acht het hof ernstige bezwaren aanwezig voor gewoontewitwassen.
Gelet op de aard en de omvang en het bedrijfsmatig karakter van het geheel is het hof van oordeel dat er sprake is van een ernstige vrees dat de verdachte zich schuldig zal maken aan een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld.
Met betrekking tot de onderzoeksgrond overweegt het hof dat deze gehandhaafd blijft, nu de advocaat-generaal aannemelijk heeft gemaakt dat nog onderzoekshandelingen worden verricht waarvoor continuering van de voorlopige hechtenis is vereist.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis geldt dat dit verzoek moet worden afgewezen, omdat het belang dat de verdachte heeft bij zijn invrijheidstelling niet opweegt tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot zijn gevangenhouding zijn aangewezen, welke ook thans nog grond geven tot voortduring van zijn vrijheidsbeneming. De verdachte wordt verdacht van een feit dat is gepleegd in georganiseerd verband. Het onderzoek naar dat verband is nog gaande. Gelet op de ernst van het feit acht het hof het van belang dat dit onderzoek ongestoord plaats kan vinden.
13-729048-15

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 13 januari 2016 in raadkamer van dit hof door
mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter,
mrs. J.L. Bruinsma en H.F. van Kregten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 13 januari 2016,
de advocaat-generaal