In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, geboren in Colombia en thans verblijvende in het huis van bewaring Arnhem Zuid. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, die op 30 december 2015 een bevel tot gevangenhouding had gegeven en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.J.E.J. Coenraad.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er voldoende ernstige bezwaren zijn voor de vordering tot inbewaringstelling. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met het vluchtgevaar, waarbij het feit dat de verdachte een adres in Spanje heeft, niet voldoende is om aan te nemen dat er geen gevaar voor vlucht bestaat. De ernst van de verdenking, die een gevangenisstraf van zes jaren of meer kan opleveren, en de internationale context van de zaak zijn ook in overweging genomen.
Het hof heeft geconcludeerd dat de onderzoeksgrond niet automatisch vervalt bij het wegvallen van beperkingen en dat de voorlopige hechtenis noodzakelijk blijft voor de waarheidsvinding. De verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft de Colombiaanse nationaliteit, en er is onvoldoende inzicht in zijn achtergrond. De verdachte heeft recentelijk in verschillende hotels verbleven en heeft regelmatig buiten Europa gereisd. Daarom heeft het hof het beroep tegen de bestreden beschikking afgewezen.