ECLI:NL:GHAMS:2016:4531

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 januari 2016
Publicatiedatum
17 november 2016
Zaaknummer
15/821166-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van voorlopige hechtenis en onderzoeksgrond in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, geboren in Colombia en thans verblijvende in het huis van bewaring Arnhem Zuid. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, die op 30 december 2015 een bevel tot gevangenhouding had gegeven en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.J.E.J. Coenraad.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er voldoende ernstige bezwaren zijn voor de vordering tot inbewaringstelling. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met het vluchtgevaar, waarbij het feit dat de verdachte een adres in Spanje heeft, niet voldoende is om aan te nemen dat er geen gevaar voor vlucht bestaat. De ernst van de verdenking, die een gevangenisstraf van zes jaren of meer kan opleveren, en de internationale context van de zaak zijn ook in overweging genomen.

Het hof heeft geconcludeerd dat de onderzoeksgrond niet automatisch vervalt bij het wegvallen van beperkingen en dat de voorlopige hechtenis noodzakelijk blijft voor de waarheidsvinding. De verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft de Colombiaanse nationaliteit, en er is onvoldoende inzicht in zijn achtergrond. De verdachte heeft recentelijk in verschillende hotels verbleven en heeft regelmatig buiten Europa gereisd. Daarom heeft het hof het beroep tegen de bestreden beschikking afgewezen.

Uitspraak

15/821166-15
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( Colombia) op [geboortedag] 1969,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het huis van bewaring Arnhem Zuid te Arnhem,
tegen de beschikking van de rechtbank te Noord-Holland, locatie Haarlem van 30 december 2015, houdende bevel tot zijn gevangenhouding en afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Noord-Holland, locatie Haarlem van 31 december 2015, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsvrouw mr. M.J.E.J. Coenraad.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep en de gronden waarop deze berust.
Gelet op de inhoud van het dossier, in het bijzonder de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte], is het hof van oordeel dat er voldoende ernstige bezwaren aanwezig zijn voor het op de vordering inbewaringstelling vermelde feit.
Het hof heeft met betrekking tot het vluchtgevaar de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking genomen:
  • de verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland;
  • de verdachte heeft de Colombiaanse nationaliteit;
  • er is onvoldoende inzicht in de achtergrond van de verdachte;
  • de verdachte verbleef de afgelopen drie maanden in verschillende hotels, en
  • de verdachte heeft de afgelopen periode regelmatig buiten Europa gereisd.
Tegen deze achtergrond overweegt het hof dat het hebben van een adres in Spanje onvoldoende is om aan te nemen dat er geen sprake is van een ernstig gevaar voor vlucht.
Op grond van de ernst, de aard en de omvang en/of het internationale karakter van de verdenking is het hof van oordeel dat sprake is van een ernstige vrees dat de verdachte zich schuldig zal maken aan een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld.
Met betrekking tot de onderzoeksgrond overweegt het hof dat het feit dat er geen beperkingen meer zijn, niet automatisch meebrengt dat de onderzoeksgrond komt te vervallen. Gelet op de omvang van het onderzoek en hetgeen het Openbaar Ministerie op dit punt heeft aangevoerd, is het hof van oordeel dat de voorlopige hechtenis nog noodzakelijk is voor de waarheidsvinding.
15/821166-15
Nu aan de voorlopige hechtenis zowel het vluchtgevaar, redicivegevaar als de onderzoeksgrond ten grondslag liggen, ziet het hof - met de rechtbank - geen reden de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven op 20 januari 2016 in raadkamer van dit hof door
mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter,
mrs. J.L. Bruinsma en N.R.A. Meerbeek, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 20 januari 2016,
de advocaat-generaal