ECLI:NL:GHAMS:2016:4530

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 januari 2016
Publicatiedatum
17 november 2016
Zaaknummer
15/871305-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis en niet-ontvankelijkheid in hoger beroep van verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1997 en thans verblijvende in het huis van bewaring Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, die op 18 december 2015 het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft de stukken van de zaak en de akte van de griffier van de rechtbank bestudeerd, en heeft de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. R.M.G. Sussenbach, gehoord.

Het hof oordeelt dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep voor zover dit gericht is tegen andere beslissingen dan de afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis. Het hof stelt vast dat de wet geen mogelijkheid biedt voor appel tegen deze andere beslissingen, en dat het ontbreken van deze appelmogelijkheid niet in strijd is met verdragsrechtelijke bepalingen. Het hof verenigt zich met de beslissing van de rechtbank, voor zover deze aan het oordeel van het hof is onderworpen, en concludeert dat er voldoende ernstige bezwaren zijn voor de voorlopige hechtenis.

Daarnaast overweegt het hof dat, ondanks het tijdsverloop sinds het feit op 15 januari 2015, er nog steeds sprake kan zijn van een geschokte rechtsorde. Het hof houdt rekening met mogelijke psychische en gedragsproblematiek van de verdachte, en concludeert dat er een reëel gevaar bestaat dat de verdachte een misdrijf zal begaan dat de gezondheid of veiligheid van anderen in gevaar kan brengen. Daarom is de plaatsing in het ForCa voor observatie van de verdachte gerechtvaardigd. Het hof wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af en verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor de overige beslissingen.

Uitspraak

15/871305-15
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim,
tegen de beslissing van de rechtbank te Noord-Holland, locatie Alkmaar van 18 december 2015, voor zover houdende afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte en alle overige ter terechtzitting genomen beslissingen, alsmede lasten en bevelen, waaronder het bevel tot plaatsing van de verdachte voor observatie in de ForCa in het bijzonder.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Noord-Holland, locatie Alkmaar van 22 december 2015, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beslissing van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. R.M.G. Sussenbach.

De beoordeling

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen andere beslissingen dan de afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte is de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep nu de wet daarin niet voorziet. Voorts overweegt het hof dat het ontbreken van die appelmogelijkheid niet in strijd is met verdragsrechtelijke bepalingen.
Het hof verenigt zich met de beslissing waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en de gronden waarop deze berust.
Gelet op de stand van het onderzoek en dan met name het rapport van het NFI van 7 januari 2016 is het hof van oordeel dat het dossier voldoende ernstige bezwaren bevat voor het op de vordering inbewaringstelling vermelde feit.
Het hof overweegt dat de omstandigheid dat het feit dateert van 15 januari 2015 niet meebrengt dat reeds daardoor geen sprake meer zou kunnen zijn van een geschokte rechtsorde. Het hof is van oordeel dat in dit geval pas sprake kan zijn van een geschokte rechtsorde op het moment van aanhouding van de verdachte, in die zin dat vanaf dat moment in meer of mindere mate publieke verontwaardiging zou kunnen ontstaan wanneer de verdachte van een feit als het onderhavige op vrije voeten zou komen. Dit kan door tijdsverloop anders komen te liggen. In dit geval is het tijdsverloop vanaf het moment van aanhouding niet van dien aard dat reeds thans gezegd zou moeten worden dat de rechtsorde niet langer geschokt zou zijn indien deze verdachte nu in vrijheid wordt gesteld.
Nu uit het dossier naar voren komt dat mogelijk sprake is van psychische en/of gedrags- problematiek waarover nog een nadere rapportage is gevraagd, is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht.
15/871305-15
Nu de rechtbank heeft beslist dat voor het opmaken van deze rapportage plaatsing in ForCa geboden is ten behoeve van observatie van de verdachte, is het hof van oordeel dat ook de onderzoeksgrond nog aanwezig is.
Het hof is van oordeel dat een omstandigheid als bedoeld in art. 67a lid 3 Sv zich thans niet voordoet.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen ten aanzien van de gronden waarop de voorlopige hechtenis is gebaseerd, is schorsing van de voorlopige hechtenis niet aan de orde.

De beslissing

Het hof:
VERKLAART de verdachte NIET-ONTVANKELIJK, voor zover het hoger beroep is gericht tegen andere beslissingen dan de afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beslissing, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 20 januari 2016 in raadkamer van dit hof door
mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter,
mrs. J.L. Bruinsma en N.R.A. Meerbeek, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 20 januari 2016,
de advocaat-generaal