ECLI:NL:GHAMS:2016:4524

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2016
Publicatiedatum
16 november 2016
Zaaknummer
23-001517-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van diefstal en belediging ambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 april 2016. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal tenlasteleggingen, waaronder diefstal door twee of meer verenigde personen en belediging van een ambtenaar. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 1 november 2016 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. De verdachte werd beschuldigd van diefstal uit een auto en belediging van een politieambtenaar. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 oktober 2015 samen met anderen in een auto heeft ingebroken en goederen heeft weggenomen, en dat hij op 12 juni 2015 beledigende woorden heeft geuit tegen een ambtenaar tijdens diens rechtmatige uitoefening van zijn functie.

Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 120 uur. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vermogensdelicten en tot de Top 600 behoort. De beslissing is genomen met het oog op normstelling en de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 23-001517-16
datum uitspraak: 15 november 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 april 2016 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-741228-15 en 13-746041-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd;
1:
hij op of omstreeks 24 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (personen)auto (gekentekend [kenteken]) (merk Chevrolet) heeft weggenomen twee, althans een of meer tassen (inhoudende o.a. een portemonnee en/of een of meer leesbrillen en/of een (mobiele) telefoon (merk Samsung) en/of een (Duits) identiteitsbewijs en/of een of meer (heren)kledingstukken), geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot voornoemde (personen)auto heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op of verbreking van een of meer ruit(en) van voornoemde (personen)auto;
3:
(gevoegde zaak 13/746041-15) hij op of omstreeks 12 juni 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (brigadier van politie Eenheid Amsterdam), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, belast met surveillancedienst in diens/dier tegenwoordigheid eenmaal of meermalen mondeling heeft toegevoegd de woorden: "je kankermoeder", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een andere kwalificatie en een andere strafoplegging dan de rechtbank.

Bewijsverweer feit 1

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd. De verdachte ontkent stellig enige betrokkenheid bij de auto-inbraak. Verbalisant [verbalisant 2] heeft weliswaar verklaard dat hij de verdachte aan de hand van een foto herkent als een van de daders van de auto-inbraak maar deze verklaring is onbetrouwbaar. De jongeman op de fiets, die door verbalisant [verbalisant 2] wordt herkend als de verdachte, draagt een capuchon waardoor hij moeilijker herkenbaar is, en ook overigens zijn er weinig onderscheidende kenmerken. [verbalisant 2] heeft de verdachte eerder staande gehouden omdat hij zich verdacht gedroeg in de omgeving van geparkeerde auto’s. Deze eerdere staandehouding van de verdachte kan van invloed zijn geweest op de vermeende maar onterechte herkenning door [verbalisant 2] van de betreffende persoon als zijnde verdachte.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt daartoe als volgt.
De foto’s van getuige [getuige] zijn naar de eigen waarneming van het hof van voldoende kwaliteit om een herkenning mogelijk te maken. Verbalisant [verbalisant 2] heeft de verdachte al eens eerder staande gehouden nadat hij zich verdacht gedroeg in de omgeving van geparkeerde auto’s. De verbalisant heeft de verdachte toen van dichtbij en ongeveer tien minuten lang gezien en in zich opgenomen. Hij heeft de verdachte nu van de foto’s herkend aan zijn postuur, gezicht, ogen, neus en oren. Er is geen enkel aanknopingspunt voor de suggestie van de raadsman dat de eerdere staandehouding in negatieve zin van invloed is geweest op de herkenning van de verdachte. Overigens is de verdachte niet enkel door verbalisant [verbalisant 2] maar – later op de middag en kort voorafgaand aan de aanhouding – ook door verbalisant [verbalisant 3] herkend als een van de mannen op de foto’s van getuige [getuige] (proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015236859-7). Gelet hierop ziet het hof, evenals de rechtbank, geen enkele reden te twijfelen aan de herkenning door verbalisant [verbalisant 2] van de verdachte als een van de daders van de auto-inbraak.

Bewijsverweer feit 3

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Weliswaar heeft de verdachte bij zijn aanhouding “je kankermoeder” geschreeuwd, maar dit was slechts een uiting van frustratie en boosheid over de wijze waarop hij door de verbalisanten werd bejegend. De verdachte had niet het opzet om de verbalisant te beledigen en onduidelijk is of de geuite woorden tot deze verbalisant gericht waren, nu er ook omstanders en collega’s van bedoelde verbalisant ter plaatse waren.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt daartoe als volgt. Uit het dossier blijkt dat de verdachte, nadat hij door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 4] uit zijn woning was geduwd en de handboeien om had gekregen, met hen naar het dienstvoertuig is gelopen. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat de verdachte zijn hoofd draaide, naar hem keek en schreeuwde “ je kankermoeder”. Verbalisant [verbalisant 1] hoorde dat de verdachte dit meerdere malen herhaalde, op schreeuwende toon, terwijl ook anderen dit konden horen.
Uit deze bewezen verklaarde woorden, de wijze waarop deze meerdere keren zijn geuit en de omstandigheden waaronder zij zijn geuit, blijkt naar het oordeel van het hof dat sprake is van een belediging, dat deze tot verbalisant [verbalisant 1] gericht was en dat de verdachte ook (minst genomen voorwaardelijk) opzet had deze verbalisant in zijn eer en goede naam aan te tasten. In het bezigen van dergelijke bewoordingen ligt immers reeds de strekking, en daarmee het opzet om te beledigen besloten. Dat het uiten hiervan een uiting van frustratie en boosheid zou zijn geweest, doet hier niet aan af.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 24 oktober 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto gekentekend [kenteken] (merk Chevrolet) heeft weggenomen twee tassen inhoudende o.a. een portemonnee en leesbrillen en een mobiele telefoon (merk Samsung) en een Duits identiteitsbewijs en herenkledingstukken, toebehorend aan [slachtoffer], waarbij hij, verdachte en zijn mededaders die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak van ruiten van voornoemde personenauto;
3:
hij op 12 juni 2015 te Amsterdam, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (brigadier van politie Eenheid Amsterdam), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, belast met surveillancedienst in diens tegenwoordigheid meermalen mondeling heeft toegevoegd de woorden: "je kankermoeder".
Hetgeen onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en in voorlopige hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en in voorlopige hechtenis alsmede een taakstraf voor de duur van 120 uur, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis.
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte thans op het goede pad is, detentie is derhalve onwenselijk.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft tezamen met anderen ingebroken in een auto en goederen weggenomen. De verdachte heeft hiermee geen respect voor het eigendomsrecht van een ander getoond en overlast en schade veroorzaakt. Verder heeft de verdachte bij zijn aanhouding een verbalisant beledigd door hem op straat in het bijzijn van anderen meerdere keren de woorden “ je kankermoeder” toe te schreeuwen. Daarmee heeft de verdachte afbreuk gedaan aan het gezag van de politie in het algemeen en van deze verbalisant in het bijzonder.
Het hof weegt verder mee dat de Reclassering op 23 december 2015 heeft geadviseerd aan de verdachte een onvoorwaardelijke (gevangenis)straf op te leggen. Uit een door de advocaat-generaal ter terechtzitting overgelegde e-mailwisseling blijkt dat de Reclassering dit standpunt inmiddels heeft herzien. Op 23 september 2016 heeft de Reclassering geadviseerd aan de verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen, om op deze wijze de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof mee dat uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 oktober 2016 blijkt dat de verdachte eerder wegens verschillende vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof acht tevens van belang dat de verdachte behoort tot de zogenoemde Top 600. Uit het door de advocaat-generaal ter terechtzitting overgelegde “Persoonsgebonden overzicht Politie” ten aanzien van de aanpak Top 600 (bijgewerkt op 14 oktober 2016) blijkt dat de verdachte een behoorlijk aantal politie-mutaties heeft, waaronder enkele zeer recente.
Mede gelet op de eerdere onherroepelijke veroordelingen en het belang van normstelling is het hof, met de advocaat-generaal, van oordeel dat niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf, maar het zal de duur van de onvoorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf beperken zodat de positieve ontwikkelingen die er thans in het leven van de verdachte lijken te zijn, zoals zijn schoolgang, niet door een hernieuwde detentie worden doorkruist.
Het hof acht, alles afwegende, met de advocaat-generaal, een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf alsmede een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 266, 267 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 (tweeëndertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. C.N. Dalebout en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 november 2016.
[......]