ECLI:NL:GHAMS:2016:4514

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2016
Publicatiedatum
16 november 2016
Zaaknummer
23-004877-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaarschrift tegen vervangende hechtenis in verband met niet-uitvoering taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 november 2016 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen het bevel van het openbaar ministerie om vervangende hechtenis van 53 dagen ten uitvoer te leggen. De veroordeelde, geboren in Marokko in 1989, had een taakstraf van 130 uren opgelegd gekregen, die hij niet volledig had uitgevoerd. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een rapportage van de reclassering en een brief van het Centraal Justitieel Incassobureau. Tijdens de zitting op 1 november 2016 zijn de advocaat-generaal, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord.

De veroordeelde had op 5 april 2016 zijn taakstraf aangevangen, maar kreeg op 12 april 2016 een officiële waarschuwing vanwege een ondermaatse werkhouding. Na een voortgangsgesprek werd de taakstraf stopgezet door de reclassering, omdat er opnieuw incidenten waren. Uiteindelijk had de veroordeelde slechts 22 uren van de taakstraf verricht. Het openbaar ministerie besloot daarop de vervangende hechtenis te bevelen.

Tijdens de zitting heeft de veroordeelde verklaard dat de problemen te wijten waren aan misverstanden met zijn werkmeester en dat hij bereid was het resterende deel van de taakstraf alsnog uit te voeren. De raadsman pleitte voor het alsnog laten verrichten van de taakstraf met aftrek van de tijd die de veroordeelde al in vervangende hechtenis had doorgebracht. Het hof oordeelde dat, hoewel de veroordeelde verantwoordelijk was voor het stopzetten van de taakstraf, zijn persoonlijke omstandigheden aanleiding gaven om hem een laatste kans te bieden. Het hof verklaarde het bezwaarschrift gegrond en bepaalde dat de veroordeelde nog 88 uren taakstraf moet verrichten binnen een termijn van zes maanden.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 001711-16
Parketnummer: 23-004877-12
Beslissing op het bezwaarschrift op de voet van artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht van:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag 1] 1989,
adres: [adres].
bijgestaan door mr. [naam], advocaat te Amsterdam.

Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift richt zich tegen het bevel van het openbaar ministerie om de vervangende hechtenis van 53 dagen ten uitvoer te leggen, op de grond dat een deel van de taakstraf ter vervanging waarvan de hechtenis is opgelegd, niet is verricht.

Procesverloop

Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak onder voormeld parketnummer, waaronder een brief van 31 mei 2016 namens de directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau met de daarbij behorende rapportage van de reclassering van 22 mei 2016 over het verloop van de taakstraf, en heeft op 1 november 2016 de advocaat-generaal, de veroordeelde en de raadsman van de veroordeelde ter terechtzitting gehoord.

Beoordeling van het bezwaarschrift

De veroordeelde is bij arrest van 27 januari 2015, gewezen door het gerechtshof Amsterdam onder bovenvermeld parketnummer, veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 130 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 65 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die door de verdachte in voorarrest is doorgebracht.
Blijkens de voornoemde rapportage van de reclassering heeft de veroordeelde zijn door het hof opgelegde taakstraf niet geheel uitgevoerd. De veroordeelde heeft op 5 april 2016 een aanvang gemaakt met de werkzaamheden. Op 12 april 2016 heeft de veroordeelde een officiële waarschuwing gekregen omdat zijn werkhouding ondermaats was. Op 19 april 2016 is met de veroordeelde een voortgangsgesprek gehouden. De veroordeelde is nog een kans geboden om zijn taakstraf succesvol af te ronden. Op zijn eerste werkdag na hervatting van de taakstraf is opnieuw sprake geweest van een incident, waarop de reclassering heeft besloten de taakstraf stop te zetten en hiervan melding te maken bij het openbaar ministerie. De veroordeelde heeft in totaal 22 uren van de taakstraf verricht.
Het openbaar ministerie heeft vervolgens een tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis voor de duur van 53 dagen bevolen en de veroordeelde hiervan kennis gegeven.
De veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat de gerezen problemen zijn te wijten aan misverstanden in de communicatie tussen hem en zijn werkmeester en dat hij ten volle bereid is het resterende deel van zijn taakstraf alsnog uit te voeren.
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit de veroordeelde alsnog het restant van de taakstraf te laten verrichten met aftrek van de tijd die door de verdachte reeds in vervangende hechtenis is doorgebracht. De veroordeelde heeft door administratieve onjuistheden immers al 9 dagen vervangende hechtenis uitgezeten, te weten van 5 tot 14 oktober 2016. Deze dagen zijn de veroordeelde en zijn vriendin zwaar gevallen. Zij hebben de zorg over een baby, die erg veel huilt. De aanwezigheid van de veroordeelde thuis is noodzakelijk. Tevens komt voor aftrek in aanmerking de tijd die de veroordeelde op 16 mei 2012 en 13 juli 2012 in verzekering heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de veroordeelde gezien zijn persoonlijke omstandigheden een laatste kans dient te krijgen het restant van de taakstraf alsnog te verrichten, met aftrek van de tijd door de verdachte reeds in vervangende hechtenis doorgebracht.
Het hof overweegt als volgt.
Het bezwaarschrift is tijdig ingediend.
Het hof is van oordeel dat de veroordeelde het stopzetten van het taakstrafproject aan zichzelf te wijten heeft. Desondanks ziet het hof, evenals de advocaat-generaal en de raadsman, in de huidige persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, aanleiding de veroordeelde een allerlaatste kans te bieden de resterende taakstraf alsnog te verrichten. De veroordeelde heeft inmiddels negen dagen vervangende hechtenis uitgezeten. Deze dagen zijn de veroordeelde en zijn vriendin zwaar gevallen en dienen als een ernstige waarschuwing aan de veroordeelde om het restant van de taakstraf alsnog naar behoren uit te voeren. Rekening houdend met deze negen dagen vervangende hechtenis, omgerekend achttien uren taakstraf, blijft een taakstraf open staan van achtentachtig uren. Anders dan de raadsman heeft bepleit acht het hof geen termen aanwezig de tijd die de veroordeelde op 16 mei 2012 en 13 juli 2012 in verzekering heeft doorgebracht in mindering te brengen, gelet op het bepaalde in art. 27 Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het hof:
Verklaart het bezwaarschrift gegrond;
bepaalt dat de veroordeelde nog 88 uren taakstraf moet verrichten;
bepaalt dat deze taakstraf moet worden voltooid binnen een termijn van zes maanden na heden.
Deze beslissing is genomen door mrs. A.D.R.M. Boumans, C.N. Dalebout en M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 november 2016.