ECLI:NL:GHAMS:2016:4514
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beslissing op bezwaarschrift tegen vervangende hechtenis in verband met niet-uitvoering taakstraf
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 november 2016 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen het bevel van het openbaar ministerie om vervangende hechtenis van 53 dagen ten uitvoer te leggen. De veroordeelde, geboren in Marokko in 1989, had een taakstraf van 130 uren opgelegd gekregen, die hij niet volledig had uitgevoerd. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een rapportage van de reclassering en een brief van het Centraal Justitieel Incassobureau. Tijdens de zitting op 1 november 2016 zijn de advocaat-generaal, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord.
De veroordeelde had op 5 april 2016 zijn taakstraf aangevangen, maar kreeg op 12 april 2016 een officiële waarschuwing vanwege een ondermaatse werkhouding. Na een voortgangsgesprek werd de taakstraf stopgezet door de reclassering, omdat er opnieuw incidenten waren. Uiteindelijk had de veroordeelde slechts 22 uren van de taakstraf verricht. Het openbaar ministerie besloot daarop de vervangende hechtenis te bevelen.
Tijdens de zitting heeft de veroordeelde verklaard dat de problemen te wijten waren aan misverstanden met zijn werkmeester en dat hij bereid was het resterende deel van de taakstraf alsnog uit te voeren. De raadsman pleitte voor het alsnog laten verrichten van de taakstraf met aftrek van de tijd die de veroordeelde al in vervangende hechtenis had doorgebracht. Het hof oordeelde dat, hoewel de veroordeelde verantwoordelijk was voor het stopzetten van de taakstraf, zijn persoonlijke omstandigheden aanleiding gaven om hem een laatste kans te bieden. Het hof verklaarde het bezwaarschrift gegrond en bepaalde dat de veroordeelde nog 88 uren taakstraf moet verrichten binnen een termijn van zes maanden.