ECLI:NL:GHAMS:2016:4496
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- J.L. Bruinsma
- N.A. Schimmel
- H.W.J. de Groot
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 89 Sv na voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, geboren in 2001, had een verzoek ingediend om schadevergoeding van € 105,00 ten laste van de Staat, als gevolg van de ondergane verzekering in een strafzaak. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken in de strafzaak en het verzoekschrift, en heeft de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker in raadkamer gehoord. Verzoeker zelf is niet verschenen.
Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker op 1 oktober 2015 in verzekering is gesteld op verdenking van diefstal met geweld in vereniging, maar op 2 oktober 2015 weer in vrijheid is gesteld. De strafzaak is inmiddels geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de omstandigheden van het geval en de rol van verzoeker in de verdenking. Het hof concludeert dat verzoeker zelf een zodanige mate van verdenking heeft veroorzaakt dat hij de gevolgen van de voorlopige hechtenis voor zijn rekening moet nemen.
De Hoge Raad heeft in eerdere jurisprudentie benadrukt dat bij de beoordeling van schadevergoeding op basis van billijkheid, de houding van de verdachte een belangrijke rol speelt. In dit geval heeft het hof geoordeeld dat er geen gronden van billijkheid zijn om de schadevergoeding toe te kennen, en heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting van het hof.