ECLI:NL:GHAMS:2016:4485

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2016
Publicatiedatum
15 november 2016
Zaaknummer
R001085-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vergoeding van kosten rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, geboren in Israël in 1953, heeft een vergoeding van € 30.839,00 aangevraagd voor gemaakte kosten in verband met rechtsbijstand in een strafzaak. Daarnaast verzocht hij om vergoeding van kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift, die varieerden van € 280,00 tot € 550,00, afhankelijk van de behandeling. De advocaat-generaal heeft geadviseerd tot matiging van de vergoeding tot € 23.500,00, plus de kosten van het verzoekschrift.

De voorzitter van het hof heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat de strafzaak zonder oplegging van straf of maatregel is geëindigd. Het hof heeft overwogen dat, hoewel verzoeker in aanzienlijke mate zelf verantwoordelijk is voor de gemaakte kosten, de lange duur van de strafzaak (12 jaar) aanleiding geeft tot gedeeltelijke toewijzing van de vergoeding. Uiteindelijk heeft het hof besloten om een bedrag van € 10.550,00 toe te kennen, bestaande uit € 10.000,00 voor de kosten van rechtsbijstand en € 550,00 voor de kosten van het verzoekschrift. De overige verzochte bedragen zijn afgewezen. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 001085-16 / (591a Sv)
Parketnummer in hoger beroep: 23/003144-10
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoeker]
geboren te [geboorteplaats] (Israël) op [geboortedag] 1953
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. C.F. Korvinus,
Raadhuisstraat 52-D, 1016 DG te Amsterdam.

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het toekennen van een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van:
kosten die verzoeker stelt te hebben gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 30.839,00;
kosten ten behoeve van het opstellen en indienen van dit verzoekschrift en het gelijktijdig ingediende verzoekschrift op de voet van artikel 89 Sv ten bedrage van € 280,00 (zonder mondelinge behandeling) dan wel € 550,00 (met mondelinge behandeling), zijnde de standaardbedragen.

2.Procesverloop

De voorzitter heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en het onderhavige verzoekschrift, alsmede van het standpunt van de advocaat-generaal betreffende dit verzoek.
De voorzitter heeft op 14 oktober 2016 de advocaat-generaal, verzoeker en de advocaat van de verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.
De advocaat van verzoeker heeft het verzoek in raadkamer toegelicht en – kort gezegd – aangevoerd dat de kosten rechtsbijstand gelet op de aard van de zaak en de daarmee gemoeide belangen niet bovenmatig zijn. De gedeclareerde uren zijn daadwerkelijk en doelmatig aan deze zaak besteed, zeker gelet op het zeer lange tijdsverloop. Met betrekking tot het bedrag van € 2.922,25 van [bedrijfsnaam] advocaten merkt de advocaat op dat dit bedrag € 1.922,75 dient te zijn. Helaas is er geen specificatie van deze kosten. Voor het overige kloppen de bedragen wel. De advocaat acht gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van de verzochte vergoeding.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot matiging van de verzochte vergoeding, in die zin dat gronden van billijkheid aanwezig zijn voor toekenning van een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand tot een bedrag van € 23.500,00 met daarenboven vergoeding van de kosten van dit verzoekschrift en het gelijktijdig ingediende verzoekschrift op de voet van artikel 89 Sv ten bedrage van € 550,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Het arrest in die strafzaak is inmiddels onherroepelijk geworden.
Indien en voor zover naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn voor de toekenning van een vergoeding voor de kosten van een raadsman, kan hij daartoe op de voet van art. 591a, tweede lid, Sv besluiten. Uit het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX5566 volgt dat bij het billijkheidsoordeel van de rechter omtrent het toekennen van een dergelijke vergoeding en bij het bepalen van de hoogte daarvan – waarbij het in wezen gaat om de beantwoording van de vraag of het redelijk is dat de kosten van rechtsbijstand voor rekening van de gewezen verdachte worden gelaten of geheel of gedeeltelijk uit ’s Rijks kas dienen te worden vergoed – ook kan worden betrokken in hoeverre de gewezen verdachte de gemaakte kosten aan zichzelf te wijten heeft.
Uit het onderliggende strafdossier blijkt dat het ontstaan van de verdenking en de daaropvolgende strafvervolging naar het oordeel van het hof in aanzienlijke mate door de wijze van aanpak van verzoeker van een schuldenkwestie zijn veroorzaakt. De voorzitter verwijst in dit verband naar hetgeen het hof op dit punt in de beschikking van heden op het eveneens door verzoeker ingediende verzoek ex artikel 89 Sv heeft overwogen. Deze overwegingen zijn als hier herhaald en ingelast te beschouwen.
De voorzitter is op grond van het voorgaande van oordeel dat er in beginsel geen gronden van billijkheid zijn voor het toekennen van een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand, aangezien gezegd kan worden dat verzoeker het aan zichzelf te wijten heeft dat hij deze kosten heeft moeten maken. Nu echter de onderhavige strafzaak zeer lang heeft geduurd, te weten 12 jaren, ziet de voorzitter daarin gronden van billijkheid voor een gedeeltelijke toewijzing van het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die verzoeker heeft moeten maken tot een bedrag van € 10.000,00. De declaratie van [bedrijfsnaam] advocaten heeft de voorzitter bij de vaststelling van dit bedrag buiten beschouwing gelaten, nu hier geen specificatie van is en deze kosten derhalve onvoldoende onderbouwd zijn.
Ter zake van het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van dit verzoekschrift en het gelijktijdig ingediende verzoekschrift op de voet van artikel 89 Sv zijn gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van € 550,00, zijnde het geldende standaardbedrag.

4.Beslissing

De voorzitter:
Kent uit ’s Rijks kas aan verzoeker een vergoeding toe van
€ 10.550,00 (€ 10.000,00 + € 550,00)(tienduizendvijfhonderdvijftig euro).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de voorzitter van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, mr. J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 11 november 2016.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking voor een bedrag van
€ 10.550,00(tienduizendvijfhonderdvijftig euro), te betalen uit ’s Rijks kas aan verzoeker voornoemd door overmaking van bovenstaand bedrag op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Korvinus van Roy en Zant Advocaten o.v.v. [verzoeker]/OM (HB), dossiernummer 201110171.
Amsterdam, 11 november 2016.
Mr. J.L. Bruinsma, voorzitter.