Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
“(…)De inleg voor de overeenkomsten kon buiten mijn man om, want ik heb gewoon carte blanche en hij vertrouwde mij volledig. Mijn man werkte in die tijd ook. Zijn salaris kwam op de girorekening. Dat is de en/of-rekening waarvan de inleg van enkele overeenkomsten is betaald. Mijn man hield helemaal niet bij wat er op die rekening gebeurde. Het meeste van het huishouden werd van de giro betaald. Daarnaast betaalde ik ook een beetje van mijn salaris. Mijn salaris kwam op de rekening die eindigt op 870. Er was een spaarrekening, maar ik spaarde niet zoveel. Mijn man wist denk ik niet of er gespaard werd en wist ook niet wat er op die spaarrekening stond. Er is ooit wel een bankpas van de 870 geleverd voor mijn man, maar ik zou niet weten waar die gebleven is. Ik neem dat hij ooit een pas heeft gehad, maar hij heeft hem nooit gebruikt. Dat weet ik omdat die pas niet in zijn portemonnee zat en ik zag het op de bankafschriften. Mijn man had een bankpas van de girorekening.(…)Mijn man gebruikte de bankpas van de girorekening. Ik weet niet of hij wel eens naar de stand van de rekening keek bij de geldautomaat. Volgens mij deed hij dat niet.(…)”