In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 30 april 2015 is opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Den Helder. De naheffingsaanslag bedroeg € 54,86, bestaande uit € 1,86 aan parkeerbelasting en € 53 aan kosten. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van belanghebbende tegen deze beslissing op 1 februari 2016 ongegrond verklaard. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam, dat op 27 september 2016 uitspraak deed.
Het Hof heeft vastgesteld dat de gemeentelijke verordening, die de basis vormde voor de naheffingsaanslag, op rechtsgeldige wijze is bekendgemaakt. De verordening was gepubliceerd op de website van de gemeente en in het gemeenteblad, hoewel de bekendmaking niet via de Gemeenschappelijke Voorziening Officiële Publicaties (GVOP) had plaatsgevonden. Belanghebbende betwistte de rechtsgeldigheid van de bekendmaking, maar het Hof oordeelde dat de gemeente aan de wettelijke vereisten had voldaan. Ondanks de verwarrende werkwijze van de gemeente, concludeerde het Hof dat de verordening verbindend was en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Tevens werd de heffingsambtenaar gelast het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.