ECLI:NL:GHAMS:2016:4469

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2016
Publicatiedatum
15 november 2016
Zaaknummer
16/00113
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en rechtsgeldige bekendmaking van gemeentelijke verordening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 30 april 2015 is opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Den Helder. De naheffingsaanslag bedroeg € 54,86, bestaande uit € 1,86 aan parkeerbelasting en € 53 aan kosten. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van belanghebbende tegen deze beslissing op 1 februari 2016 ongegrond verklaard. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam, dat op 27 september 2016 uitspraak deed.

Het Hof heeft vastgesteld dat de gemeentelijke verordening, die de basis vormde voor de naheffingsaanslag, op rechtsgeldige wijze is bekendgemaakt. De verordening was gepubliceerd op de website van de gemeente en in het gemeenteblad, hoewel de bekendmaking niet via de Gemeenschappelijke Voorziening Officiële Publicaties (GVOP) had plaatsgevonden. Belanghebbende betwistte de rechtsgeldigheid van de bekendmaking, maar het Hof oordeelde dat de gemeente aan de wettelijke vereisten had voldaan. Ondanks de verwarrende werkwijze van de gemeente, concludeerde het Hof dat de verordening verbindend was en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Tevens werd de heffingsambtenaar gelast het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 16/00113
27 september 2016
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] ,wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: [Y] ),
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 15/2841 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Den Helder,de heffingsambtenaar
(vertegenwoordigd door mr. O.C.L. Repko en mr. M. Frederiks).

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is ter zake van het parkeren op 30 april 2015 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, ten bedrage van € 54,86 (bestaande uit € 1,86 aan parkeerbelasting verhoogd met een bedrag van € 53 aan kosten ter zake van het opleggen van die naheffingsaanslag).
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de hiervoor onder 1.1 gemelde naheffingsaanslag. Bij uitspraak op bezwaar, d.d. 1 juni 2015, heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
Bij uitspraak van 1 februari 2016 heeft de rechtbank het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 9 maart 2016. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Op 3 augustus 2016 is van belanghebbende een nader stuk ontvangen, waarvan een afschrift aan de heffingsambtenaar is toegezonden.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2016. Aldaar zijn namens belanghebbende verschenen [Y] voornoemd, vergezeld van zijn echtgenote, en Repko en Frederiks voornoemd namens de heffingsambtenaar. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met de uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):
“1. De auto van eiseres, met kenteken [..-...-.] , stond op 30 april 2015 geparkeerd aan het Bernhardplein te Den Helder zonder dat daarvoor parkeerbelasting was betaald.
2. Omstreeks 15:51 uur heeft daar op voornoemde datum een parkeercontrole plaatsgevonden waarbij de parkeercontroleur geen geldig betaalbewijs heeft aangetroffen. Om die reden heeft de parkeercontroleur een naheffingsaanslag opgelegd en achtergelaten op de auto.”
2.2.
Het Hof gaat van dezelfde feiten uit en voegt daaraan het volgende toe.
2.2.1.
De raad van de gemeente Den Helder (hierna: de Gemeente) heeft de Verordening Parkeerheffingen 2015 (hierna: de Verordening) en de daarbij behorende tarieventabel vastgesteld in haar vergadering van 6 november 2014. De Verordening is vanaf 28 november 2014 gepubliceerd op de website van de Gemeente en aldaar raadpleegbaar. De Verordening is tevens bekendgemaakt in het gemeenteblad van 30 november 2014, welk blad op 2 december 2014 op de website van de Gemeente werd gepubliceerd.
2.2.2.
De Verordening is niet gepubliceerd met gebruikmaking van de Gemeenschappelijke Voorziening Officiële Publicaties (hierna: GVOP), door plaatsing op het internetadres www.officielebekendmakingen.nl.
2.2.3.
In de Toelichting op de Verordening electronische kennisgeving 2014 van de Gemeente is onder meer vermeld dat de Gemeente voor alle officiële wettelijk vereiste bekendmakingen en andere kennisgevingen gebruik maakt van de GVOP. Sinds 1 januari 2014 zijn evenwel slechts twee verordeningen op de site www.officiëlebekendmakingen.nl geplaatst.
2.2.4.
Door het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties is op 5 juni 2013, kenmerk 2012-0000753713 een circulaire opgesteld. Deze circulaire heeft tot doel gemeenten, provincies en waterschappen te informeren over de consequenties van de Wet elektronische bekendmaking voor decentrale overheden per 1 januari 2014. De circulaire is met name van belang voor ambtenaren die betrokken zijn bij de bekendmaking van algemeen verbindende voorschriften (verordeningen) en andere besluiten.

3.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en daarbij, voor zover in hoger beroep nog van belang, het volgende overwogen:

Beoordeling van het geschil
6. (…)
13. De bekendmaking van besluiten van een niet tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan geschiedt, ingevolge artikel 3.42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Elektronische bekendmaking vindt uitsluitend plaats in een van overheidswege uitgegeven blad, tenzij anders is bepaald.
14. Artikel 139, eerste lid, van de Gemeentewet bepaalt dat besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden niet verbinden dan nadat zij zijn bekendgemaakt in het gemeenteblad. Het tweede lid bepaalt dat de uitgifte van het gemeenteblad elektronisch geschiedt op een algemeen toegankelijke wijze.
15. In het gemeenteblad van de gemeente Den Helder, Stadsnieuws, nr. 48 – 30 november 2014, staat dat de raad van de gemeente Den Helder in de vergadering van 6 november 2014 de Verordening parkeerbelastingen 2015 (hierna: de Verordening) en de daarbij behorende tarieventabel heeft vastgesteld. Voorts staat in het gemeenteblad dat de Verordening bekend is gemaakt op 21 november 2014 door het opnemen van de Verordening in de losbladige uitgave ‘Belastingverordeningen gemeente Den Helder’ en door middel van publicatie in het desbetreffende gemeenteblad. De rechtbank overweegt dat de parkeerbelasting wordt geheven op grond van een algemeen verbindende gemeentelijke verordening die op de voorgeschreven wijze algemeen bekend is gemaakt. Deze grief faalt derhalve.
(…)
19. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
20. Nu het beroep ongegrond dient te worden verklaard, hetgeen impliceert dat het bezwaar terecht ongegrond is verklaard, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling of eiseres terecht geen proceskostenvergoeding heeft gekregen in de bezwaarfase.
Proceskosten
21. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”

4.Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. In hoger beroep is zulks echter uitsluitend nog afhankelijk van het antwoord op de vraag of de Gemeente de Verordening op de voorgeschreven wijze heeft bekendgemaakt. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de heffingsambtenaar bevestigend.

5.Beoordeling van het geschil

5.1.
In artikel 3:42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in verbinding met artikel 139 van de Gemeentewet is (voor zover van belang) bepaald dat besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden niet verbinden dan nadat zij zijn bekendgemaakt in het gemeenteblad, dat uitgifte van het gemeenteblad elektronisch geschiedt op een algemeen toegankelijke wijze en dat het gemeenteblad na de uitgifte elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze beschikbaar blijft. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.2.1 is vermeld heeft de Gemeente aan deze wettelijke criteria voldaan.
5.2.
Belanghebbende (bij monde van haar gemachtigde) heeft ter zitting van het Hof verklaard dat zij niet betwist dat de Verordening destijds raadpleegbaar was via de website van de Gemeente; zij volhardt echter bij haar stelling dat een rechtsgeldige bekendmaking slechts kan plaatsvinden met gebruikmaking van de GVOP. Zij wijst daarbij op hetgeen is vermeld in de Toelichting Verordening elektronische kennisgeving 2014 van de Gemeente, te weten dat de Gemeente ervoor heeft gekozen zich aan te sluiten bij de GVOP. Door bij de onderhavige bekendmaking geen gebruik van de GVOP te maken volgt de Gemeente geen consistente gedragslijn, handelt zij in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en zorgt zij voor verwarring. Die verwarring had reeds bij de behandeling van de zaak bij de rechtbank kunnen worden weggenomen als de Gemeente de moeite had genomen aldaar ter zitting te verschijnen, aldus belanghebbende.
5.3.
Het Hof overweegt dienaangaande als volgt. De stelling dat een rechtsgeldige bekendmaking slechts kan plaatsvinden met gebruikmaking van de GVOP wordt verworpen. De onder 5.1 genoemde wettelijke bepalingen noch de toelichting daarop bieden daarvoor grond. De omstandigheid dat de Gemeente de indruk (in de onder 2.2 genoemde toelichting) heeft gewekt van de GVOP gebruik te gaan maken, doch aan dit voornemen, behoudens in een tweetal door belanghebbende genoemde gevallen, (nog) geen uitvoering heeft gegeven, leidt niet tot een ander oordeel. Evenmin is sprake van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Ook belanghebbendes stelling dat de digitale publicatie op de website van de Gemeente niet voldoet aan in de hiervoor onder 2.2.4 vermelde circulaire genoemde criteria, dan wel niet voldoende toegankelijk is, faalt. Ter zitting van het Hof is vast komen te staan (door digitale raadpleging op het internet) dat voornoemde digitale publicatie (nog) toegankelijk is. Ook is voldaan aan de in de circulaire bedoelde voorwaarden. Hetgeen belanghebbende hier tegenin heeft gebracht leidt niet tot een ander oordeel.
5.4.
Wel heeft het Hof – dat gehouden is ambtshalve te verifiëren of de Verordening op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt en aldus verbindend is geworden – geconstateerd dat de website van de Gemeente niet helder is opgebouwd. Indien men wenst te vernemen of een verordening (op juiste wijze) is bekendgemaakt, ligt het voor de hand dat men op de link “Bekendmakingen” klikt. Onder deze link vond men ten tijde van de door de heffingsambtenaar gestelde bekendmaking, te weten 21 november 2014, geen informatie over de Verordening (zie denhelder.archiefweb.eu). Die informatie verscheen pas op 28 november 2014, op welke datum een mededeling werd gepubliceerd dat de Verordening was vastgesteld door de gemeenteraad, tezamen met een link naar de tekst van de Verordening. Voorts viel te lezen dat de Verordening was “bekendgemaakt op 21 november 2014, door het opnemen [daarvan] in de losbladige uitgave “Belastingverordening gemeente Den Helder” en door middel van “deze publicatie” ”. Noch opname in voormelde losbladige uitgave, noch “deze publicatie” voldeden aan de wettelijke eis dat publicatie dient plaats te vinden in het gemeenteblad. De heffingsambtenaar heeft er ter zitting echter op gewezen dat er nog een andere link te vinden is op de site, getiteld “Stadsnieuws”, en dat achter deze link het gemeenteblad was opgenomen. Noch de versie van de site van 21 november 2014, noch die van 28 november 2011 bevatten echter het gemeenteblad waarin de parkeerverordening werd bekendgemaakt. Publicatie van dat gemeenteblad vond plaats in de editie van het “Stadsnieuws” van 30 november 2014, en die editie werd, “om organisatorische redenen” aldus de heffingsambtenaar, pas op 2 december 2014 gepubliceerd op de website van de Gemeente.
5.5.
Ondanks deze verwarrende werkwijze, moet worden geconstateerd dat de Verordening op rechtsgeldige wijze in het gemeenteblad op de website is bekendgemaakt op 2 december 2014. Zij moet dan ook verbindend worden geacht, zodat de litigieuze naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
Slotsom
5.6.
De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is, zodat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

6.Kosten en griffierecht

6.1.
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb (in verbinding met artikel 8:108 van die wet) vindt het Hof geen termen aanwezig.
6.2.
Hetgeen in de hiervoor onder 2.2.3 vermelde Toelichting is vermeld werkt, naar de heffingsambtenaar ter zitting ook heeft toegegeven, verwarring in de hand inzake het (elektronisch) publicatiebeleid van de Gemeente. Daarin, alsmede in hetgeen in 5.4 werd overwogen en in de omstandigheid dat op beide punten eerst in hoger beroep opheldering kon worden gegeven doordat de heffingsambtenaar niet ter zitting van de rechtbank is verschenen, vindt het Hof aanleiding de heffingsambtenaar te gelasten het griffierecht in beroep (€ 45) en in hoger beroep (€ 124) aan belanghebbende te vergoeden.

7.Beslissing

Het Hof:
  • bevestigt de uitspraak van de rechtbank;
  • gelast de heffingsambtenaar het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht
(totaal € 169) aan belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. W.E.M. van Nispen tot Sevenaer, voorzitter, A. Bijlsma en M.J. Leijdekker, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hogendoorn als griffier. De beslissing is op 27 september 2016 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.