ECLI:NL:GHAMS:2016:4386
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- J.L. Bruinsma
- M. Iedema
- J.H. Wesselink
- Rechtspraak.nl
Recidivegevaar en vluchtgevaar bij voorlopige hechtenis in drugshandelzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 17 oktober 2016. De verdachte, geboren in Albanië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was in voorlopige hechtenis genomen in verband met verdenking van betrokkenheid bij professionele en grootschalige handel in drugs. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank, waarin hoger beroep is ingesteld door de verdachte. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. B. Hartman, gehoord.
Het hof heeft de beschikking waarvan beroep bekeken en is van oordeel dat de rechtbank terecht de voorlopige hechtenis heeft gehandhaafd. Het hof heeft de grond van vluchtgevaar opnieuw aan de voorlopige hechtenis ten grondslag gelegd, omdat de verdachte geen adres in Nederland heeft en de overgelegde stukken onvoldoende duidelijkheid bieden over zijn situatie in Albanië. Gezien de hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen, geldbedragen en wapens, en de betrokkenheid van meerdere personen, is er een gerechtvaardigde vrees dat de verdachte bij vrijlating opnieuw in de drugshandel zal stappen, wat een gevaar vormt voor de gezondheid en veiligheid van anderen.
Het hof heeft het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, omdat de risico's van vluchtgevaar en recidivegevaar niet voldoende kunnen worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden. De beslissing van het hof is dat het beroep tegen de beschikking van de rechtbank wordt afgewezen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.