ECLI:NL:GHAMS:2016:4210

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2016
Publicatiedatum
20 oktober 2016
Zaaknummer
23-001753-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdzaak wegens onvoldoende bewijs van straatschenderij

In deze jeugdzaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die op of omstreeks 26 mei 2015 in Amsterdam zou hebben gezeten op de motorkap van geparkeerde auto's, wat hem werd aangerekend als baldadigheid en mogelijk straatschenderij. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg was opgelegd. Tijdens de zitting op 6 oktober 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord.

Het hof overweegt dat het ongevraagd leunen of zitten op andermans auto vaak als een ergernis wordt ervaren, maar dat dit niet automatisch valt onder de definitie van straatschenderij zoals omschreven in artikel 424 van het Wetboek van Strafrecht. De beoordeling of er sprake is van straatschenderij hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval. In deze zaak zijn de gedragingen van de verdachte en de mogelijke gevaren of nadelen die daaruit voortvloeiden onvoldoende feitelijk onderbouwd. Hierdoor is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en spreekt de verdachte vrij van alle beschuldigingen. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters A.M. Kengen, P.F.E. Geerlings en B.A.A. Postma aanwezig waren. De uitspraak vond plaats op een openbare terechtzitting.

Uitspraak

parketnummer: 23-001753-16
datum uitspraak: 20 oktober 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 28 april 2016 in de strafzaak onder parketnummer 96‑223627-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 oktober 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 mei 2015, te Amsterdam, op of aan de openbare weg, de Burgemeester Van Leeuwenlaan, althans op enige voor het publiek toegankelijke plaats, tegen goederen baldadigheid heeft gepleegd, waardoor gevaar of nadeel kon worden teweeggebracht, bestaande die baldadigheid uit het zitten op de motorkap van één of meerdere geparkeerde personenauto’s.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

Ten aanzien van de vraag of tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde kan worden gekomen, overweegt het hof het volgende. Het ongevraagd leunen tegen of zitten op andermans auto is veelal een ergerniswekkende gedraging. Het levert evenwel niet zonder meer de in artikel 424 van het Wetboek van Strafrecht omschreven overtreding van straatschenderij op, waarop de tenlastelegging is toegeschreven. Of het om straatschenderij gaat, hangt af van de omstandigheden van het geval, zoals de wijze van (het gaan) zitten; is het veeleer een manier van leunen of wordt er bijvoorbeeld boven op gezeten met de benen (vrijwel) van de grond.
Uit het dossier volgt genoegzaam dat de politieambtenaar zich ergerde aan het gedrag van de verdachte en daartoe had de verdachte geen aanleiding behoeven te geven. De precieze gedragingen van de verdachte en de door dit gedrag eventueel gecreëerde mogelijkheid van gevaar of nadeel zijn echter onvoldoende feitelijk omschreven, zodat de handeling die hem in strafrechtelijke zin (telkens) wordt verweten onvoldoende duidelijk uit het dossier naar voren komt. Naar het oordeel van het hof is aldus niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. P.F.E. Geerlings en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 oktober 2016.
Mr. B.A.A. Postma en mr. A.M. Kengen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.