ECLI:NL:GHAMS:2016:4205

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2016
Publicatiedatum
20 oktober 2016
Zaaknummer
23-003970-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep inzake openbaarmaking jaarrekeningen en depotverplichting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de verdachte, een bedrijf, dat ten laste was gelegd dat zij niet heeft voldaan aan de verplichting tot openbaarmaking van de jaarrekeningen over de boekjaren 2010, 2011 en 2013. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete van € 400,00. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 27 september 2016 is gebleken dat de vertegenwoordiger van de verdachte de jaarstukken tijdig per gewone post naar de Kamer van Koophandel heeft verstuurd. Het hof heeft vastgesteld dat deze stukken naar het juiste adres zijn verzonden en dat de vertegenwoordiger contact heeft opgenomen met de Kamer van Koophandel en de Belastingdienst toen er problemen ontstonden bij de verwerking van de jaarrekeningen.

Het hof oordeelt dat de verdachte aan de verplichting tot openbaarmaking heeft voldaan, aangezien de jaarrekeningen tijdig zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. De verdere handelingen die leiden tot publicatie van de jaarrekeningen zijn de verantwoordelijkheid van de Kamer van Koophandel. Gelet op deze overwegingen heeft het hof geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte niet aan de verplichtingen heeft voldaan, en heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Het hof heeft tevens de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd en het vonnis waarvan beroep bevestigd, met inachtneming van de motivering van de vrijspraak.

Uitspraak

parketnummer: 23-003970-15
datum uitspraak: 11 oktober 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 september 2015 in de strafzaak onder parketnummer 82-240851-14 tegen
[bedrijf],
gevestigd aan de [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de vertegenwoordiger van de verdachte, [naam], naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 400,00.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof het vonnis zal aanvullen met de beslissing tot vernietiging van de in deze zaak uitgevaardigde strafbeschikking, hetgeen in eerste aanleg kennelijk abusievelijk is verzuimd, en de vrijspraak nader zal motiveren.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is, mede aan de hand van namens de verdachte overgelegde stukken, aannemelijk geworden dat de vertegenwoordiger van de verdachte de jaarstukken over de boekjaren 2010, 2011 en 2012 tijdig per gewone post naar de Kamer van Koophandel heeft verstuurd. Ook heeft het hof geconstateerd dat de stukken naar het juiste adres van de Kamer van Koophandel te Woerden zijn verzonden. De vertegenwoordiger van de verdachte heeft zelf contact opgenomen met de Kamer van Koophandel en met de Belastingdienst toen hij erachter kwam dat bij de verwerking van de door hem toegezonden jaarrekeningen kennelijk iets mis was gegaan. Pas daarna ontving hij een brief van de Belastingdienst betreffende het deponeren van de jaarrekeningen. Het komt het hof voor dat de vertegenwoordiger van de verdachte niet zo zou hebben gehandeld indien namens de verdachte geen jaarrekeningen naar de Kamer van Koophandel zouden zijn verzonden.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat zij niet heeft voldaan aan de verplichting tot openbaarmaking van de jaarrekeningen over de boekjaren 2010, 2011 en 2013, welke openbaarmaking geschiedt door nederlegging van een exemplaar ten kantore van het handelsregister, gehouden door de Kamer van Koophandel. Redelijke wetstoepassing brengt mee dat de verdachte aan deze verplichting tot openbaarmaking heeft voldaan indien de desbetreffende stukken ten kantore van de Kamer van Koophandel zijn gedeponeerd. De verdere handelingen die leiden tot publicatie van de jaarrekeningen dienen immers door de Kamer van Koophandel te geschieden.
Nu, gelet op het hiervoor overwogene, ervan moet worden uitgegaan dat de verdachte exemplaren van de jaarrekeningen aan de Kamer van Koophandel heeft verzonden en dat deze daar tijdig zijn ontvangen, is niet bewezen hetgeen haar ten laste is gelegd, zodat zij daarvan terecht is vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 13 november 2014 onder CJIB nummer [nummer].
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.J.M.W. Paridaens, mr. P.C. Römer en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. A.T. de Muinck - Dezentje, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 oktober 2016.
Mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.