ECLI:NL:GHAMS:2016:4139

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2016
Publicatiedatum
14 oktober 2016
Zaaknummer
R 000582-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding en vermindering van gevangenisstraf na voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verdachte, geboren in Roemenië, die in voorlopige hechtenis heeft gezeten. De verdachte verzocht om schadevergoeding voor de dagen die hij in verzekering heeft doorgebracht, alsook om deze dagen in mindering te brengen op een eerder opgelegde onherroepelijke gevangenisstraf. Het verzoek was gebaseerd op de artikelen 89 en 90 van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte had in totaal 257 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 134 dagen relevant waren voor de beoordeling van het verzoek. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Het hof oordeelde dat er ten tijde van de inverzekeringstelling belastende feiten waren die de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis rechtvaardigden. Het hof besloot dat, in plaats van schadevergoeding toe te kennen, de dagen die de verzoeker in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zouden worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde gevangenisstraf. Het hof wees het overige verzoek af en beval de onverwijlde betekening van de beschikking aan de verzoeker.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: 000582-16 / (89 Sv)
Parketnummer in hoger beroep: 23-001711-15
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van de artikelen 89/90 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1984,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Lelystad te Lelystad,
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. [naam],
[adres].

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat, ter zake van schade die de verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer, welke schade als volgt is gespecificeerd:
- 3 dagen verblijf op het politiebureau (ad € 105,00 per dag) € 315,00
- 254 dagen verblijf in een huis van bewaring (ad € 80,00 per dag) € 20.320,00
- 4 dagen beperkingen (ad € 25,00 per dag) € 100,00

Totaal € 20.735,00

In raadkamer van 16 september 2016 is namens de verzoeker een aanvulling/wijziging op dit verzoek ex artikel 89 Sv overgelegd. Primair strekt de aanvulling/wijziging op het verzoekschrift ertoe om op de voet van het bepaalde in artikel 90, vierde lid, Sv, in plaats van schadevergoeding toe te kennen, de (257) dagen die de verzoeker op grond van een bevel tot inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in de strafzaak onder parketnummer 23-001711-15 in mindering te brengen bij de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 15 augustus 2016 van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, in de strafzaak met parketnummer 05-880596-16, uit anderen hoofde opgelegde onherroepelijke gevangenisstraf.
Subsidiair geldt het verzoek tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat, tot een bedrag van in totaal € 20.735,00, ter zake van schade die de verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer.

2.Procesverloop

Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op
16 september 2016 de advocaat-generaal, de verzoeker en diens advocaat ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het primaire en subsidiaire verzoek.

3.Beoordeling van het verzoek

Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
De verzoeker is op 19 maart 2010 in verzekering gesteld op verdenking van - kort gezegd - overtreding van de artikelen 310/311, 416/417 en 420bis/420ter van het Wetboek van Strafrecht. Vervolgens is de voorlopige hechtenis van de verzoeker bevolen op 22 maart 2010. De verzoeker is op 1 december 2010 in vrijheid gesteld.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het op
12 februari 2016 op tegenspraak (gemachtigd raadsman) gewezen arrest in die strafzaak is inmiddels onherroepelijk geworden.
Bij de beoordeling van de vraag of en in hoeverre het verzoek ex de artikelen 89/90 Sv kan worden toegewezen, heeft op de voet van artikel 90, vierde lid 4, Sv te gelden dat ‘in plaats van het toekennen van schadevergoeding de rechter kan beschikken dat de dagen die de gewezen verdachte op grond van een bevel tot inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in detentie heeft doorgebracht – geheel of gedeeltelijk – in mindering worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van een uit anderen hoofde opgelegde onherroepelijke vrijheidsstraf’. De maatstaf óf de rechter tot een toekenning kan komen, dient te worden beoordeeld aan de hand van het criterium ‘indien en voor zover daartoe (…) alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden voor billijkheid aanwezig zijn’.
Naar het oordeel van het hof waren er ten tijde van het bevel tot inverzekeringstelling belastende feiten en omstandigheden, die in de risicosfeer van de verzoeker liggen en die tot zijn inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis konden leiden. De verzoeker heeft bij zijn aanhouding onder meer verklaard dat hij veelvuldig goederen van en voor anderen heeft beleend. Voorts heeft hij verklaard dat hij zich daarbij had moeten afvragen of deze goederen mogelijk van diefstal afkomstig waren.
Gelet op het vorenstaande dient de door de verzoeker als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis geleden schade ten dele voor zijn rekening en risico te blijven. Bij deze stand van zaken acht het hof, alle omstandigheden in aanmerking genomen, zoals deze blijken uit het dossier, gronden van billijkheid aanwezig om, in plaats van schadevergoeding toe te kennen, te beschikken dat, een gedeelte van de dagen die de verzoeker in de onderhavige strafzaak (met parketnummer 23-001711-15) sedert 19 maart 2010 - de dag waarop het bevel tot inverzekeringstelling is afgegeven - tot 1 december 2010 - de dag waarop de verzoeker in vrijheid is gesteld - op grond van een bevel tot inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in detentie heeft doorgebracht, te weten
134 dagen, in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de in het verzoekschrift ex de artikelen 89/90 Sv bedoelde uit anderen hoofde opgelegde onherroepelijke vrijheidsstraf.

4.Beslissing

Het hof:
Beschikt dat, in plaats van schadevergoeding toe te kennen,
134van de dagen die de verzoeker sedert
19 maart 2010 op grond van een bevel tot inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in detentie heeft doorgebracht in de strafzaak met parketnummer 23-001711-15 (parketnummer in eerste aanleg:
13-676186-10) - in mindering worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 15 augustus 2016 van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, in de strafzaak met parketnummer 05-880596-16, uit anderen hoofde opgelegde onherroepelijke vrijheidsstraf.
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. J.L. Bruinsma, M. Iedema en M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van mr. D. Zeiss als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van
14 oktober 2016.
De voorzitter beveelt:
dat, in plaats van schadevergoeding toe te kennen,
134van de dagen die de verzoeker sedert 19 maart 2010 op grond van een bevel tot inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in detentie heeft doorgebracht in de strafzaak met parketnummer 23-001711-15 (parketnummer in eerste aanleg: 13-676186-10) - voor zover van belang - in mindering worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 15 augustus 2016 van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, in de strafzaak met parketnummer 05-880596-16, uit anderen hoofde opgelegde onherroepelijke vrijheidsstraf.
Amsterdam, 14 oktober 2016.
Mr. J.L. Bruinsma, voorzitter.