Uitspraak
De feiten en de rechtsgang
mr. E.J. van Gils.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 oktober 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1992 en momenteel verblijvende in het huis van bewaring te Zwaag, had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam van 14 september 2016, die een bevel tot gevangenneming had gegeven. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, gehoord.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de onderzoeksgrond die is komen te vervallen. Het hof oordeelt dat er geen strijd is met de wet of de goede procesorde met betrekking tot de gevangenneming van de verdachte, ook al is hij reeds voor andere feiten in voorlopige hechtenis. De wet biedt de mogelijkheid om gevangenneming te vorderen, zelfs als er eerder geen ernstige bezwaren waren. Het hof verwijst naar een arrest van de Hoge Raad uit 2000, dat deze opvatting ondersteunt.
Daarnaast heeft het hof het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Het hof overweegt dat de feiten zeer ernstig zijn en dat er geen bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn die een schorsing rechtvaardigen. De beslissing van het hof is dat het beroep tegen de bestreden beslissing en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis worden afgewezen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig.