ECLI:NL:GHAMS:2016:4070

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2016
Publicatiedatum
13 oktober 2016
Zaaknummer
1673-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis en de mogelijkheid van gevangenneming bij meerdere feiten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 oktober 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1992 en momenteel verblijvende in het huis van bewaring te Zwaag, had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam van 14 september 2016, die een bevel tot gevangenneming had gegeven. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, gehoord.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de onderzoeksgrond die is komen te vervallen. Het hof oordeelt dat er geen strijd is met de wet of de goede procesorde met betrekking tot de gevangenneming van de verdachte, ook al is hij reeds voor andere feiten in voorlopige hechtenis. De wet biedt de mogelijkheid om gevangenneming te vorderen, zelfs als er eerder geen ernstige bezwaren waren. Het hof verwijst naar een arrest van de Hoge Raad uit 2000, dat deze opvatting ondersteunt.

Daarnaast heeft het hof het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Het hof overweegt dat de feiten zeer ernstig zijn en dat er geen bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn die een schorsing rechtvaardigen. De beslissing van het hof is dat het beroep tegen de bestreden beslissing en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis worden afgewezen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

13-665124-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring PI Noord Holland Noord - HvB Zwaag te Zwaag,
tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 14 september 2016, houdende bevel tot gevangenneming.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 16 september 2016, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beslissing van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennisgenomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsvrouw mr. C.A. Bouw, kantoorgenoot van
mr. E.J. van Gils.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beslissing waarvan beroep en de gronden waarop deze berust, met uitzondering van de onderzoeksgrond. Deze komt te vervallen, gelet op het standpunt van het Openbaar Ministerie in eerste aanleg op dit punt.
Het hof ziet, anders dan de raadsvrouw, in de gang van zaken omtrent het gevraagde en gegeven bevel gevangenneming ten aanzien van de feiten 2, 4 en 5 geen strijd met de wet of een goede procesorde. De mogelijkheid de gevangenneming te vorderen of te bevelen is voor een situatie als deze gegeven. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, kan in artikel 65, eerste en tweede lid, Sv, niet gelezen worden dat gevangenneming niet kan worden bevolen als de verdachte zich reeds voor andere feiten in voorlopige hechtenis bevindt. De inhoud van het arrest van de Hoge Raad van 31 oktober 2000 noopt niet tot een andere opvatting. Dat het Openbaar Ministerie geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van artikel 67b Sv, laat onverlet dat in een later stadium alsnog de gevangenneming kan worden gevorderd, net zoals het de rechtbank - en ook het hof - in de gevallen die zich daarvoor lenen ambtshalve vrijstaat de gevangenneming van de verdachte te bevelen. Ook als in een eerder stadium de vordering tot voorlopige hechtenis is afgewezen wegens het op dat moment ontbreken van ernstige bezwaren, staat dit een later bevel tot gevangenneming niet in de weg wanneer die ernstige bezwaren inmiddels wel aanwezig zijn.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing overweegt het hof dat sprake is van zeer ernstige feiten en een geschokte rechtsorde. Onder die omstandigheden kan van een schorsing alleen sprake zijn als zich zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden voordoen. Daarvan is niet gebleken. Om die reden zal het hof het verzoek van de verdachte afwijzen.
13-665124-16

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beslissing.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 13 oktober 2016 in raadkamer van dit hof door
mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter,
mrs. J.L. Bruinsma en M.M. van der Nat, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 12 oktober 2016,
de advocaat-generaal