ECLI:NL:GHAMS:2016:4060
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- M.J.G.B. Heutink
- J.L. Bruinsma
- M.M. van der Nat
- Rechtspraak.nl
Afwijzing schorsingsverzoek voorlopige hechtenis met ernstige bezwaren
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 oktober 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1981 en momenteel verblijvende in Detentiecentrum Schiphol, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, die op 21 september 2016 een bevel tot gevangenhouding had gegeven en een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.
Het hof oordeelde dat er ernstige bezwaren bestaan tegen de verdachte, met name met betrekking tot het onttrekken van zijn zoon aan het gezag van de moeder. Daarnaast zijn er ook ernstige bezwaren ten aanzien van andere feiten die in de vordering tot inbewaringstelling zijn vermeld. Het hof heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die aanleiding geven om de voorlopige hechtenis te schorsen, zoals bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft ook een psychologische rapportage geadviseerd, gezien de mogelijke onderliggende persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte.
De advocaat-generaal had gevorderd dat de duur van de gevangenhouding op 90 dagen zou worden bepaald, in tegenstelling tot de 30 dagen die de rechtbank had opgelegd. Echter, omdat er geen hoger beroep was ingesteld door het Openbaar Ministerie tegen de beschikking van de rechtbank, werd de advocaat-generaal niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Uiteindelijk heeft het hof het beroep van de verdachte tegen de bestreden beschikking afgewezen en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot verlenging van de gevangenhouding.