ECLI:NL:GHAMS:2016:4060

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2016
Publicatiedatum
13 oktober 2016
Zaaknummer
1675-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schorsingsverzoek voorlopige hechtenis met ernstige bezwaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 oktober 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1981 en momenteel verblijvende in Detentiecentrum Schiphol, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, die op 21 september 2016 een bevel tot gevangenhouding had gegeven en een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.

Het hof oordeelde dat er ernstige bezwaren bestaan tegen de verdachte, met name met betrekking tot het onttrekken van zijn zoon aan het gezag van de moeder. Daarnaast zijn er ook ernstige bezwaren ten aanzien van andere feiten die in de vordering tot inbewaringstelling zijn vermeld. Het hof heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die aanleiding geven om de voorlopige hechtenis te schorsen, zoals bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft ook een psychologische rapportage geadviseerd, gezien de mogelijke onderliggende persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte.

De advocaat-generaal had gevorderd dat de duur van de gevangenhouding op 90 dagen zou worden bepaald, in tegenstelling tot de 30 dagen die de rechtbank had opgelegd. Echter, omdat er geen hoger beroep was ingesteld door het Openbaar Ministerie tegen de beschikking van de rechtbank, werd de advocaat-generaal niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Uiteindelijk heeft het hof het beroep van de verdachte tegen de bestreden beschikking afgewezen en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot verlenging van de gevangenhouding.

Uitspraak

15/871535-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Detentiecentrum Schiphol HvB te Badhoevedorp,
tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 21 september 2016, houdende bevel tot zijn gevangenhouding en afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 22 september 2016, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennisgenomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. C.J.B. Rijser.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep en de gronden waarop deze berust.
Feit 1
Er zijn ernstige bezwaren dat de verdachte zijn zoon heeft onttrokken aan het gezag van de moeder. De wetgever heeft dergelijk handelen strafbaar gesteld.
Feit 2
Gezien de uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen van de verdachte, is het hof van oordeel dat ernstige bezwaren bestaan ten aanzien van feit 2.
Nu het hof voor alle de op de vordering inbewaringstelling vermelde feiten – feit 3 incluis –
ernstige bezwaren aanwezig acht, doet een omstandigheid als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv zich nu niet voor.
Uit het rapport d.d. 15 september 2016 van het NIFP volgt dat mogelijk sprake is van onderliggende persoonlijkheidsproblematiek. Daarom wordt een nadere psychologische rapportage geadviseerd. Mede gezien de documentatie van de verdachte, is het hof van oordeel dat die rapportage moet worden afgewacht om te kunnen beoordelen of het recidivegevaar
met het stellen van schorsingsvoorwaarden voldoende kan worden ingeperkt. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het schorsingsverzoek nu dient te worden afgewezen.
Bij de behandeling in raadkamer heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de duur van de gevangenhouding wordt bepaald op 90 dagen en niet, zoals de rechtbank heeft gedaan, op 30 dagen. Nu geen hoger beroep is ingesteld door het Openbaar Ministerie tegen de beschikking van de rechtbank, is de advocaat-generaal in hoger beroep niet-ontvankelijk in zijn vordering.
15/871535-16

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep van de verdachte tegen de bestreden beschikking.
VERKLAART HET OPENBAAR MINISTERIE NIET-ONTVANKELIJK in zijn vordering tot verlening van een bevel gevangenhouding voor de duur van 90 dagen.
Deze beschikking is gegeven op 12 oktober 2016 in raadkamer van dit hof door
mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter,
mrs. J.L. Bruinsma en M.M. van der Nat, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 12 oktober 2016,
de advocaat-generaal